Piet van Duyn (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)


Piet van Duyn (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
©: Jan Portengen

April 1983. Door: Jan Portengen

Piet van Duyn

Iedere dag regen, wolken en donkerheid. Dan ineens een stralende zonnige dag. April doet wat hij wil! Aarzelend komen de bejaarden uit hun winterverblijven. Een merel in de struiken rond de “Pleisterplaats” zingt het hoogste lied. Iedereen is vriendelijk en groet elkaar. Toch mis ik iemand in dit dorpsbeeld. Een man die ook bij minder mooi weer altijd goed gemutst zijn ronde maakt. Met een vriendelijk woord voor Jan en Alleman. Piet van Duyn. Bedachtzaam, breedgeschouderd, borstelig grijze kuif, 76 jaar.
 
Deze onze dorpsgenoot heeft al jaren een goed onderkomen gevonden bij zijn oudere zuster, de weduwe N.J. Rous-Van Duyn. In ‘t Boonrak. Het zijn die huizen met een uitbouwsel aan de voorzijde om te voorkomen dat je met de deur in huis valt! Vriendelijk stond deze zuster mij te woord. Haar broer was op dat moment verdiept in het radioverslag van de tweede kamer, of ik een uurtje later zou willen terugkomen. Dan zou er wel bezoek zijn maar ‘s middags kwam er ook een vaste klant en de volgende dag evenzo. Ik moest dan maar zien. Piet van Duyn is blijkbaar geen eenzaam en vergeten man. 
Op de gestelde tijd trof ik het tweetal inclusief een bezoeker om de gezellige grote tafel achter het voorraam. De plaats bood een prachtig uitzicht. Eerst de rij hoge Italiaanse populieren. Daarachter een breed grasterrein met schapen. Begrensd door het Botenpad. Even verderop, bijna onhoorbaar, de landende vliegtuigen. Piet onttrok grote rookwolken aan zijn sigaar en pufte die de kamer in. De gastvrouw was bezig met een lekker bakje koffie. Ze hadden het over Groningen met name Slochteren de oorsprong van hun bezoeker. Aan de wand hangt een tekst “De Heer is mijn herder”. Aan dezelfde muur een afbeelding van de oude dorpskerk. Buiten passeerde de vuilnisauto, de gemeenteman stak zijn hand op tot een groet. Met zijn ogen kan Piet van Duyn al deze dingen niet meer waarnemen. Hij is vrijwel blind. Er is niets meer aan te doen, begreep ik. Het is echter iemand die liever de zegeningen telt. Beiden, broer en zuster beleven veel genoegen aan de kerktelefoon. Ook de door mevrouw Aldekamp verzorgde muziek en zang op dinsdagmorgen wordt gaarne beluisterd. “Al is het maar dat je met elkaar zingt!” vindt mevrouw Rous. “Het is wel aardig, ja!” knikt Piet wat ingehouden. Als de kinderen bij het dopen naar voren komen voelen ze zich bij de handelingen betrokken. Samenvattend zegt hij: “We leven nog midden in de wereld. Hier in ‘t Boonrak is van alles te beleven. We leven nog mee. We zijn nieuwsgierig!”
Vader Van Duyn werd als weeskind door loting aan pleegouders toegewezen. Volwassen geworden werd hij veldwachter in Katwijk aan Zee. Een historische foto, opgenomen in het boekje “Kijkjes in Katwijk” toont hem in volle glorie als koddebeier op de boulevard. Een andere foto laat moeder Van Duyn-Minnee zien als jong meisje in Katwijkse klederdracht. Ze kon niet tegen de zeelucht, daarom verhuisde het gezin en werd vader Van Duyn veldwachter in Valkenburg. Naast het bestrijden van de misdaad behoorde tot zijn taak het aansteken van de straatlantaarns en het schoonhouden van de “Kolk”. Doornat geregend tijdens een ambtshalve bijgewoonde begrafenis moest hij direct erna, met natte kleren weer elders dienst doen. Het werd een longontsteking, enkele dagen daarna was hij dood. Het nagelaten gezin van de man die ook nog twaalf jaren als militair ondermeer in Atjeh gediend had moest rond zien te komen van vier gulden steun van de gemeente en drie gulden van de diaconie. De huur van hun huis bedroeg toen anderhalve gulden per week. 
Valkenburg was toen nog een boomrijk dorp. De iepziekte maakte daaraan een eind. De eeuwenoude bomen moesten omgehakt worden, de inwoners kregen er ieder één toegewezen, voor brandhout. Een uitzonderlijk dikke boom stond voor het huis van Meurs. Menigeen had er een begerig oog op laten vallen. De reus bleek echter volkomen uitgehold!
 
Piet ging in de bollen. Eerst bij Paul Noort (beste vent, eerlijke vent!) later bij de gebroeders Zandbergen. Knelis, de andere helft van de firma woonde in Amerika. Ondermeer vanuit de grote bollenschuur achter “Ruit Hora”, nog immer een opvallend bouwwerk, werden de bollen daarheen uitgevoerd. Naast zijn werk ging hij min of meer in de politiek. Ook voorzag hij het Leids Dagblad van plaatselijk nieuws en historische gebeurtenissen. Als mede-oprichter van de Valkenburgse afdeling van de Christelijke Arbeidersbond werd ook door hem een einde gemaakt aan de alleenheerschappij van heren, boeren en bazen, de eerste arbeiders kwamen in de gemeenteraad. De man die thans drager is van de gouden CNV speld met gouden lauwertakken werd toen wel eens de Christelijke communist genoemd!
De oorlog brak uit. Duitse parachutisten drongen via de Broekweg het dorp binnen. De Hollandse artillerie opende het vuur. Er vielen veel slachtoffers onder burgers en militairen. Zowel Piet als zijn zuster Neeltje (mw Rous) waren geoefende EHBO-ers. Beiden hebben in die dagen veel werk verzet. In het werklozenzaaltje naast het oude gemeentehuis werden de gewonden behandeld door Duitse artsen. De kelder onder de (oude) pastorie leek een veilig onderkomen voor de patiënten maar die stond onder water en moest eerst worden leeggeschept.
Tijdens de bezettingsjaren moest hij onderduiken. Uiteindelijk kwam hij in Brabant terecht. Vanuit de verte zag hij de slag om Arnhem. Vóór  de hongerwinter, die vooral het westen van het land zou teisteren, was hij zodoende al in bevrijd gebied. Dus nam hij dienst bij de stoottroepen. Op de dag van de Duitse capitulatie bevond zijn legereenheid zich in Duitsland. Piet ging met verlof naar huis. De bus naar Holland strandde na zeven lekke banden ergens onderweg. De reizigers moesten gaan liften. Pas om twaalf uur ‘s-nachts kwam hij thuis, bepakt en gezakt. “k Leek wel een muilezel”.
Niet lang daarna ging hij met zijn korps naar Indië. Zes weken dobberden ze op zee en werden in Batavia niet toegelaten. Soekarno en diens kornuiten hadden hun kans waargenomen. Na veel omzwervingen kwam hun schip op Malakka terecht, in Kuala Lumpur. Vandaar voeren ze tenslotte toch naar Nederlands Indië. Het werden drie bewogen jaren. Bij zijn terugkomst in Valkenburg reageerde een jongetje verwonderd: “Mama, daar loopt een verroeste vent!” Piet besloot dit verhaal met de opmerking: “Toch wel een goede leerschool gehad, je bekijkt de wereld nu heel anders!”
 
Ik kon niet nalaten deze oud-strijder naar zijn mening te vragen over de vredesbeweging. Er kwam een kernachtig antwoord: “Ieder normaal mens is toch tegen zo’n bommentoestand. Hiroshima was het begin van het eind. Sommigen hadden dat toen al door. Wie weet welke vuiligheid er nog meer is. Denk niet dat ik antimilitair ben. Zo’n fietstocht hoeft voor mij ook niet. Laten ze er iets wezenlijks voor in de plaats doen. En dan die demonstratie in Amsterdam. Op de ene plaats stonden ze “Vrede op aarde” te roepen en even verderop had je die VPRO-toestand, met hun gevloek. Dat’s toch ook niks!” Neeltje, die na de oorlog begiftigd werd met de eremedaille van de Orde van Oranje Nassau vanwege haar werk in de oorlogsjaren bracht op bescheiden wijze eveneens haar mening te berde: “Ik vind het zo erg dat de vrouwen zich er mee bemoeien!” Haar broer vulde aan: “Je bedoelt die rode-vrouwentroep!” 
Het werd tijd om afscheid te nemen. Niet omdat we uitgepraat waren. “Volgende keer zal ik je vertellen hoe Kees Meurs, Jan van Leeuwen en ik de “Valken” opgericht hebben!” beloofde hij nog. Dit verhaal is een globaal portret geworden. Een laatste opmerking nog werd opgetekend: “Wij Hollanders zijn nuchtere mensen. We zijn nooit niet zo enthousiast. We blijven overal het humoristische van inzien!”

Colofon

Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Jan Portengen
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)