Paardenmarkt (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
September 1981. Door: Jan Portengen
Paardenmarkt
Tussen Kermis en Biertrom
De jaarlijkse paardenmarkt ligt weer achter ons. Desgevraagd deelde één der bonzen mij mede “Het was een goed marktje. De leek ziet dat er niet af”, aldus deze zegsman. “maar er is een goede omzet geweest en maar weinig daarvan was voor de slacht bestemd. En het was gezellig.”
Nu dat laatste konden we zelfs als leek constateren. De voorbereidingen voor de feestelijkheden die met deze beestenhandel gepaard gaan, waren ook niet mis. Die der moeders zeker niet op de laatste plaats. Maar ook de jongeren waren al dagen lang druk.
Zo kon ik één dezer dagen een gesprek beluisteren van twee jongelieden. Vanuit de ene achtertuin naar de andere. Een schuttingpraatje zogezegd. De één kwam, verkleed als piraat (compleet met ooglap) en zwaaiend met een houten kromzwaard in de ene en dito dolkmes in de andere hand, de tuin in rennen. Geheel in stijl. De ander vanuit de naastliggende tuin, bekeek de capriolen van zijn leeftijdgenoot met enige verbazing. “Wat ben jij?” kwam, wat onder de indruk, zijn vraag. De zeeschuimer staakte een ogenblik zijn stekende, hakkende en de denkbeeldige vijand bedreigende bewegingen: “Een piraat!” klonk het vrij overbodig. “Wat ben jij?” “Een smid” was het bedachtzame antwoord. De piraat reageerde met enige verachtelijke gebaren. “Ha! Dan kom ik morgen met mijn kortjan en hak je hoofd er af!” Het was enige ogenblikken stil aan de andere zijde van de erfscheiding. Kennelijk had de smid tijd nodig een waardig antwoord te bedenken. Vastberaden kwam het tenslotte: “Dan kom ik met mijn zware hamer en sla je de hersens in elkaar!” Beide telgen verdwenen daarop tevredengesteld weer in hun huizen. U begrijpt dat mijn verwachtingen voor de optocht hoog gestemd waren. En het werd een schitterende optocht! Het zwaard van de piraat ligt nu gebroken tussen het afval.
Ergens tussen de beide uitersten van werelds vermaak, de kermis op het Castellumplein en de Biertrom in het verborgene naast de begraafplaats, stond de kraam van Anton Noort. Tot barstens toe gevuld met allerhande stichtelijke lektuur. Enerzijds geflankeerd door een uitstalling gipsen poesen en dergelijke, anderzijds een kraam met allerhande, variërend van antieke geweren tot versierde klompen . Anton Noort is een lange, enigszins gebogen persoon die de klanten met eerlijke trouwe ogen door grote brillenglazen aankijkt. Vader Dirk Noort was brandstoffenhandelaar in Rijnsburg en zo ook zoon Anton. Nu bedient hij met zijn vrouw het Bijbelhuis de Schatkamer op de Herengracht in Leiden. “Sinds ik een kind van God ben, ben ik daarmee begonnen!”, aldus Anton. Gestadig benadrukt hij dan ook met duidelijke woorden hoe belangrijk het is het duur gekochte aanbod van die Vader te aanvaarden. Van buiten lijkt Anton me echter weinig veranderd. Zijn eenvoudige, slordig om zijn stoffelijk omhulsel hangende kleding en schoeisel is immer die van de brandstoffenhandelaar. Zijn handel en wandel blijkt echter radicaal veranderd. “Niet ik maar Hij is belangrijk!”, zegt hij nu. Het aan de goede verstaander overlatend te begrijpen wie daarmee bedoeld wordt.
Er wordt goed verkocht. De stroom passanten tussen kermis en biertrom splitst zich in voorbijgangers en belangstellenden. Sommige beschrijven een ruime boog naar de overzijde. De tent van Noort werkt als een magneet! Een magneet echter die gelijksoortige polen aantrekt en andersoortige afstoot.
Bert blijkt er door aangetrokken. Geboren in Katwijk en werkzaam als tuinman bij de gemeente Leiden. Blijkbaar stereotiep gekleed in een lange gabardine regenjas. Zijn eenvoudige gezicht plooit zich in een brede herkenningsvolle glimlach. Het is een vaste klant maar zonder geld. Een gezicht vol uitdrukking maar geen woorden. Hij mag de folders uitdelen. En doet het met liefde.
Op de thuisweg zag ik de kleuters aan het werk. Met kleurkrijt werden de mooiste tekeningen op het trottoir gemaakt. Helga tekende een kerk met veelkleurige ramen. Met veel zon er boven! Haar buurvrouw Angela een huis. Zwaarbewolkt met regen. Geïnspireerd door de kleuren van Helga probeerde Angela haar ramen wat vrolijker te maken. Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen