De vreemde vogel (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)


De vreemde vogel (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
©: Jan Portengen

September 1982. Door: Jan Portengen

De vreemde vogel

Of het nu de publiciteit was of het mooie weer, de rommelmarkt trok veel publiek. Meer nog uit de verre omtrek dan uit ons eigen dorp. Wij, als organiserende commissie waren er gelukkig mee. Als eersten verdrongen zich de beroepsscharrelaars rond de koopwaar, op de één of andere manier herkenbaar. Was het hun houding, de schattende blik waarmee ze je aankeken, de net niet te gretige bedragen die ze boden? Dan waren er de verzamelaars, behoedzaam bladerend tussen de ene rij boeken en tegelijkertijd een andere stapel bespiedend. Als terloops pikten ze het begeerde deeltje er uit, bekeken het met een verachtelijk gezicht en boden dan wat smalend een knaak of zo. Er waren ook gewone lieden. Zoals die opa met zijn kleindochter uit Katwijk. Toen ik ze met elkaar hoorde overleggen moest ik aan de bekende zuiderzeeballade denken, een oude visserman op het droge. Kleindochter toonde enige belangstelling voor een afgedankte maar nog immer mooie salontafel. “Die komt bij de burgemeester vandaan!” prees ik het meubelstuk aan. Of het dat argument was of een andere overweging weet ik niet, hun twijfel verdween, we werden het spoedig eens. Het tweetal sjouwde het magistrale meubelstuk tevreden huiswaarts. Ik dacht: “Gelukkig, daaraan behoeven wij straks niet weer te tillen!”.
Het werd hoe langer hoe drukker, de kans dat sommige klanten simpelweg wat spulletjes uitzoeken, die in een tasje stouwen en vergeten te betalen wordt dan wel groot. Ook zag ik een oud dametje zorgvuldig de vakjes van de vele afgedankte damestasjes aftasten. “Dat heb ik ook al gedaan” sprak ik haar vriendelijk aan, “maar niets gevonden!” Ze lachte net zo vriendelijk terug. 
 
Wat later op de dag werd me ineens duidelijk dat we kans gezien hadden een geheel ander publiek te trekken dan we in ons rustige dorp gewend waren. Aan de tafeltjes waar de dorstigen tegen vergoeding gelaafd werden, zat de vreemde vogel. De verwrongen houding waarmee hij in de stoel hing viel me als eerste op. De lange sluike haren neerhangend voor de ogen en met één hand het daarachter verborgen hoofd steunend op het tafelblad. Voor hem lag een blad papier en verf. Lak in tubeachtige potjes, ieder voorzien van een schroefdop met penseeltje, in alle kleuren van de automarkt. Welwillend ter beschikking gesteld door een plaatselijke fabrikant. Voor de rommelmarkt. Ik zette me aan het zelfde tafeltje, genietend van een koud drankje en sloeg enige tijd de ijverig schilderende jongeman gade. “Ben je aan het schilderen?” trachtte ik een intelligent gesprek te openen. Met een nonchalant gebaar streek hij de haren uit zijn ogen en keek me aan alsof ik een belangrijk persoon was: “Och, je rotzooit maar wat aan, nietwaar?” zuchtte hij. “Deze verf droogt tenminste direct”, liet hij er wat blijmoediger op volgen. In zijn stem dat vertrouwelijke dat slechts beneden de Moerdijkbruggen wordt gevonden. Iets in zijn bruine ogen deed een beroep op mijn betere ik, een verzoek om erkenning, een aanbod tot vriendschap. Hij schroefde het dopje van een nieuwe tube, nam dat tussen duim en wijsvinger en bracht met behulp van het korte penseeltje enige klodders verf aan op het blad papier. De manier waarop dat verricht werd deed mijn aanvankelijke twijfel aan zijn capaciteiten verdwijnen. Zeker hadden we hier te doen met een dolend talent welks genialiteit om ontdekking smeekte! Geïmponeerd bekeek ik zijn schepping wat aandachtiger. Temidden van wilde, onduidelijke verfstrepen waren de omtrekken herkenbaar van een vreemd gepluimde vogel. Het kwam me bekend voor. Waar had ik zo'n schepping eerder gezien? Was het op een tentoonstelling van naïeve kunst? Of een klodderwedstrijd van de kleuterschool? Of in een psychologisch handboek?
Omdat ik geen verstand heb van schilderijen noch van hun makers moest ik me op mijn gevoel verlaten. Dies prees ik zijn ijver hartelijk. “Je hebt talent! Weet je wat”, stelde ik voor, “je maakt dit schilderij af en dan gooien we het in het rad van avontuur!” Zoals reeds gezegd, het was geen kennis van zaken die me tot deze uitspraken bracht maar een diepe behoefte hem te plezieren. “Zou het?” kwam het weifelend maar het idee beviel hem best. “Het is voor een goed doel” overwoog hij mijn voorstel en toog met des te meer ijver aan het werk. Tussen de bedrijven door vertelde hij me een aantal loten te hebben gekocht. Voor “Gijs”, waarmee een konijn compleet met hok werd aangeduid. Aangezien hij voor acht uur 's avonds in Breda moest zijn maakte hij zich zorgen over de uitslag: “Hoe kom ik te weten of ik gewonnen heb?” “Geen probleem!” haastte ik me te zeggen, “als je morgenochtend om tien uur opbelt dan kan de kosteres je precies vertellen hoe het gegaan is”. Deze, die uit hoofde van haar functie, vooral de vreemde klanten scherp in de peiling houdt, knikte veelbetekenend. Hem werd het telefoonnummer verstrekt, alweer druk bezig met zijn werkstuk dat hij van enige afstand bekeek. “Zo een lijstje er omheen!” wees hij met zijn gestrekte vinger de grenzen van zijn werkstuk en maakte daarbij tevreden geluidjes. Ik echter moest me weer in het gewoel begeven. Later op de middag zag ik hem nog een keer, als met vleugels klappend door de grote zaal hippen. 
De markt kwam tot een hoogtepunt, het rad van avontuur. Een klein tenger meisje, met een nog kleiner broertje in haar spoor, kwam naar me toe. “Meneer, wanneer wordt het konijn uitgeloot? Wij moeten om negen uur thuis zijn!” Dwingend keek ze me aan, krampachtig een aantal loten omkneld. Er was een afspraak gemaakt voor een later uur maar het was duidelijk dat daaraan iets gedaan moest worden. Voor overleg begaf ik me op weg daarbij halsstarrig gevolgd door het tweetal. Aangezien dat enige tijd zou vergen en om ze af te leiden gaf ik ze een boekje loten om die te gaan verkopen. Een minuut of tien was ik ze kwijt toen ze een tiental loten verkocht hadden stonden ze weer voor me. Onder hoogspanning werd georganiseerd en ruim over negen was het zover, de gang van het rad van avontuur werd onderbroken voor de verloting van het konijn Gijs. Beide kinderen zaten stijf van spanning op de voorste rij stoelen. Het rad ratelde onbarmhartig een nummer, stil vertrokken ze naar huis.
Omstreeks half elf werd ik aan de telefoon geroepen. Een mevrouw uit Leiderdorp. “Ik heb met mijn man gepraat, ik mag ze hebben. Doe er maar vijf gulden bovenop! Ik kom met de bromfiets naar Valkenburg!” Ter elfder ure, de inschrijving voor vier stoelen uit oma's tijd sloot op dat tijdstip, kwam ze met een stralend gezicht naar me toe. Ze had de hele middag al om de stoelen heen gelopen. Eerst was er honderd gulden geboden, zij had het bedrag verhoogd. Maar in de loop van de dag was het bod enige keren overtroefd. Weifelend was ze daarop naar huis gegaan. “Ik ga het mijn man vragen” vertelde ze me openhartig. Binnenkort was ze jarig en haar man had met overwerken wat extra verdiend. In de loop der jaren had ze haar huis in oude stijl ingericht. “Deze stoelen vind ik gewoon mooi!” besloot ze. Er was zo laat in de avond niemand die nog een hoger bod had uitgebracht en vijf minuten over elf werd ze eigenaar voor een bedrag van f 230. Hoewel een handelaar ons 's morgens verteld had dat het meublement wel f 400 waard was, niet dat hij het ervoor wilde geven, was ik dik tevreden. 
De volgende morgen informeerde ik of de vreemde vogel nog gebeld had. Men begreep mij onmiddellijk. Ja, hij had het beschilderde blad afgegeven en op de achterzijde voorzien van zijn naam en adres. Maar ook zijn banknummer! Tevergeefs was geprobeerd hem aan het verstand te brengen dat het niet de bedoeling was spullen ten eigen bate in het rad van avontuur aan de man te brengen. Precies om tien uur 's morgens had hij gebeld, helemaal uit Breda. De vrouwen, druk bezig met opruimen, waren geheel met de zaak verlegen en hadden hem met een kluitje in het riet gestuurd. Het schilderij was blijven liggen, ergens in de keuken.
Nu zit ik thuis, vermoeid maar voldaan, na deze eerste en zonnige rommelmarkt. Voor me ligt het werkstuk van de vreemde vogel. Ik heb het daarop vermelde telefoonnummer gebeld. Aan de andere kant was de stem van een stille wat oudere man. Wat verbaast over mijn telefoontje. “Ja, dat is mijn zoon. Hij heeft vannacht thuis geslapen. U weet hoe dat gaat. Als ze hem maar goed opvangen, he”. Er klonk bezorgdheid door in zijn stem. Toen ik hem vertelde van het konijn en het schilderij en de gerezen misverstanden lachte hij kort. “Ja, nu schildert hij weer. Hij zei al tegen me: Pa, ze willen er niks voor betalen!” Zij stem klonk wat triest. “Ja, hij vertelde al dat hij naar de rommelmarkt was geweest. Toch aardig van u dat u even gebeld heeft. Hoe was uw naam ook al weer?”
Wat zal ik met het portret van de vreemde vogel doen? Ik zal het op een plankje plakken. Er een lijstje omheen maken. En het dan ophangen. En iedere keer dat ik er naar kijk zal ik me die vreemde vogel herinneren. Op die rommeldag in 1982. Een aandenken aan een kostelijke dag. Een meesterwerk.

Colofon

Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Jan Portengen
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)