De boot (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)


De boot (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
©: Jan Portengen

April 1985. Door: Jan Portengen

De Boot

Al doende begon de vereniging bestuurlijk gestalte te krijgen. Eerst werden de statuten vastgesteld. De 'WET' kwam er boven te staan, met grote letters. Voorts de regels:
Regel 1: Er mag alleen worden gevaren als er een lid van de staf bij is
Regel 2: Er wordt geen rommel of afval in de sloot gedumpt
Regel 3: Jullie moeten een opdracht uitvoeren als dat door de leiding gezegd wordt
Regel 4: Er zal niet overbodig GEVLOEKT worden
Regel 5: Vernielde dingen worden GEMAAKT of VERGOED
Regel 6: Bij overtreding van de WET zal er streng gestraft worden (Deze wet geldt alleen op de boot)
De functies waren binnen het bestuur reeds min of meer verdeeld en werden vastgelegd.
Bootsman: André Volwater (13)
Kwartiermeester: Michiel van Beele (14)
3e man: Henk van der Meij (12)
4e man: Rolf van de Velde (13)
Dit viertal vormde de zogeheten Staf en beschikt over een drietal manschappen (5e mannen) te weten: Hans Bouters (12), Richard Volwater (10) en Arnoud de Vries (10). Over de toetreding van nieuwe leden wordt door de staf beslist. Zo werd de club tenslotte tot een hechte werkgemeenschap gesmeed, want met werken is het begonnen, de bouw van de boot!
 
Maar eerst was er de ontdekking. Dat was in maart 1984. Ergens in de sloot lag een oude stalen groentevlet in staat van ondergang. Wat doe je als je zoiets vindt? Je springt erop, kijkt eens rond en dan rijpt een idee, varen! Zomaar meenemen mag niet, maar gelukkig daar loopt iemand, bij de kas. “Is de boot van u?” De man ziet de hoopvolle gezichten, maar schudt het hoofd. “Die is van mijn broer”. “Mogen we 'm hebben?”, houden ze vol. “Van mij wel!”, komt het laconieke antwoord. De man gaat weer aan het werk. Het hek is van de dam. De jongens hozen de boot leeg, gooien de modder overboord en zie daar: het gevaarte drijft. De proefvaart kan beginnen. Voor alle zekerheid wordt de boot na de reis ergens anders afgemeerd.
De Valkenburgse jeugd kan onderscheiden worden in 'van die jonge gastjes' en 'die grote gasten'. Deze laatsten, jaloers op de ontdekking van hun jongere soortgenoten, kaapten de boot op een onbewaakt moment en voeren er de Rijn mee op. Ze kwamen er achter dat het niet eenvoudig is zonder deugdelijke riemen of vaarstokken zo'n vlet over breed water voort te bewegen en moesten het vaartuig halverwege achterlaten.
De club wist met peddels hun verloren gegane bezit weer terug te brengen en in de wetering aan 'hem zijn land' te parkeren. Met een knik naar Henk, wiens vader het betreffende stuk grond, bedoeld voor de autoweg, huurt van de provincie. Sindsdien spelen de meeste activiteiten van de club zich daar af.
En sindsdien liep ook menig pa zijn spullen te zoeken: Waar is die hamer gebleven?..... en die nijptang? De jongens hadden een paar 'bledden' gevonden (platen constructiehout) en timmerden die met behulp van oude planken en balken in elkaar tot een kajuit. Om staande het schip te kunnen besturen, werd een soort brug in elkaar geflanst en zo ontstond de eerste ruwe versie van wat later omgebouwd zou worden tot het huidige 'luxe kajuitjacht' dat 'De Boot' gedoopt werd. Zo'n jaar geleden werd de proefvaart gemaakt. In de sloten en weteringen. Dat kon de ondernemingslust van de bemanning maar matig bevredigen, de Rijn lokte.
Op zeker moment werd de doorsteek gewaagd, onder de bruggetjes door, langs het sluisje en daar was het wijde water. Voor de zekerheid werd de grote boot vergezeld door een polyester vaartuig van geringere afmetingen. Tijdens zo'n Rijnvaart gebeurde het dat de twee broers in het water terecht kwamen. Ze besloten in allerijl naar huis te varen voor droge kleren. Uiteraard met het begeleidingsvaartuigje. 'De Boot' werd zolang ergens langs de oever achtergelaten. Niet onbeheerd. Er was nog één bemanningslid over, de jongste. Deze moest dan maar als wachtmeester aan boord blijven. 
Het duurde langer dan voorzien. Na verloop van tijd liet de jongen, alleen in de grote, onbeweeglijke boot, de moed zakken en begon luidkeels om hulp te roepen. De bestuurder van een motorbootje verloste hem uit zijn benarde positie. Zo kon het gebeuren dat de bootsman, van droge kleren en ouderlijke vermaningen voorzien, zijn wachtsman op straat tegen kwam. Terwijl hij hem veilig aan boord waande. En dat nog gek vond ook!
Een andere keer voer de boot, voortbewogen door vier roeiers, richting Katwijk. Bij de bocht kwam een 'raceboot' als een gek op hen afstuiven en wendde pas op het laatste moment de steven. De boeggolf deed het vaartuig van de jongens bijna zinken. Een grapje van een snelheidsmaniak? Drijfnat keerden ze huiswaarts. Maar niets wist hun enthousiasme af te koelen. 
 
Op 24 januari 1985 werd een 'Bericht van de boot' de leden toegezonden met de volgende strekking: “Wij zijn van deze zomer weer een heleboel van plan met de boot. Maar voordat we zover zijn, moeten we de boot eerst opbouwen. Die tijd valt in de maand maart of april.” De leden werden opgeroepen allerlei zaken als kussens, vloerbedekking en dergelijke te verzamelen en daarbij de vuilnis niet te schuwen. Bijgevoegd werden een maatschets van de boot op millimeterpapier en een bouw- en constructietekening. “Mot je goed bewaren. Ze komen nog van pas”, aldus besloot het bericht. 
'De Boot', ontdaan van de oude betimmering, werd weer opgebouwd. Beter en meer doordacht dan de vorige keer. Achter Valkenhorst werd op nieuw het geluid van hamer en zaag gehoord. Ieder vrij uurtje was het raak. Over en weer vlogen de op hoge toon geuite commando's en het moet gezegd, slechts in uiterste noodzaak vielen boze woorden (Regel 4).
Het raam van de stuurhut was moeilijk waterdicht te krijgen. De jeugdige scheepsbouwers kochten een spuitbus 'schuimplastic'. Produceert 20 liter schuim! .... stond er op. Eerst werd serieus geprobeerd het lek te stoppen. Prachtig ging het. “Laat mij ook eens!”, begon de één. Om de beurt moest het spuiten geprobeerd worden. Het lek was dicht met misschien een halve liter schuim, de bus was leeg, waar was de rest? “Ik kon wel huilen”, klaagde één der moeders, “een goede jas, helemaal onder het schuim. En dan zijn haren nog!” Desondanks steunde ze het doen en laten van haar zoon van harte. “Anders zitten ze maar voor de televisie”.

Het was redelijk lenteweer, die middag. De Boot lag gereed voor de afvaart. Gauw werd nog even de kajuit aangeveegd, de spullen netjes gezet. Eén der vijfde mannen gooide de meertouwen los. Met een grote stap kwam ik aan boord. Als passagier mocht ik eerst even de stuurhut en de kajuit bekijken. Op mijn knieën door de opening over de wat vochtige vloerbedekking. Binnen heerste absolute duisternis, tot mijn ogen begonnen te wennen. Wat ik toen zag is moeilijk te beschrijven. Een radio. Petroleumlampen. Gemakkelijke kussens. Kortom, een weelderig manschappenverblijf, waar het goed toeven lijkt. 
Toen ik weer aan dek kwam, voeren we. Met bonenstokken werd het vaartuig door de wetering geboomd. Af en toe brak er één, oud en verdroogd als het hout was. Toen alle vaarbomen gebroken waren, werd de boot gekeerd. Met man en macht. Van de wind af ging het vanzelf. Triomfantelijk keerden we terug naar ons uitgangspunt. Twee meisjes keken afgunstig toe. “Doen jullie nog balletje trap? Bij ons in de poort maar!”, riepen ze uitnodigend. De varensgasten antwoordden ietwat kortaf: “Nee, we doen tikkertje in de flat”. Ik bedankte ze voor de plezierige vaart en ging mijns weegs.

Colofon

Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Jan Portengen
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)