Trijntje van Delft (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
Mei 1983. Door: Jan Portengen
Trijntje van Delft
De “pleisterplaats” beschouwende, vroeg ik mij af, of de merel die daar de vorige maand zo uitbundig de naderende lente bezong, inmiddels een nest gesticht zou hebben. Het was doodstil in de struiken. Het leek me niet waarschijnlijk. Wie gaat er nu met zulk weer broeden? De natuur immers lijkt geheel in de war. Vandaag regen en donder. Gisteren harde wind met orkaankracht. Bomen werden ontworteld, pleziervaarders verdronken. De weken daarvoor niets dan kou en nattigheid. De tijd van de ijsheiligen. Half mei 1983.
Het was spreekuur, dokter van Delft was bezig met de patiënten. Mij wachtte de huiskamer, een gesprek met de vrouw des huizes. Daar werd me een zetel toebedeeld en een kopje thee. Henk, de oudste zoon, scharrelde wat rond op de binnenplaats met een baal hooi. De hond, een Franse herder oftewel een Beauceron, zoals me verteld werd, kwam even kennis maken. Een bescheiden beest, slechts een geringe handtasting was hem genoeg.
Schuin tegenover me zat de doktersvrouw. Trijntje, zoals sommigen haar mogen noemen, vertelde over haar jeugd. Ik had het gevoel dat ze zo snel mogelijk tot het heden wilde komen. Het verleden heeft afgedaan. We leven in het nu. Ze heeft weinig behoefte ophef over zichzelf te maken. In Ambt Vollenhove is ze geboren, een zeer rustig dorpje in Overijssel. Haar vader, ds. H. Post, was daar predikant. Ruim tien jaar later zou in dat zelfde dorpje meester de Heus zijn loopbaan beginnen (Zie gesprek van Okt. '81). Inderdaad een rustig dorpje, want toen ds. Post in 1939 werd beroepen naar Rijnsburg en het gezin daar heen verhuizen moest, kon de 5-jarige Trijntje daar maar nauwelijks aan wennen. In haar vorige dorpje waren nog geen auto's, Rijnsburg was al een drukke plaats.
Niet lang daarna brak de oorlog uit. De daden van de bezetter dreef sommigen tot gewapend verzet. Nodig om joden en onderduikers het leven te redden. Johannes en Marinus Post, twee bekende verzetsstrijders uit Drenthe, kwamen menigmaal in Rijnsburg bij hun broer, ds. Hendrik Post. Zijn hun heldhaftige daden niet door Anne de Vries beschreven in het boek: De levensroman van Johannes Post? Trijntje moest wel eens met haar oom mee terug naar Drenthe. Om de indruk te wekken dat er een gewone man met zijn dochtertje op reis was. Ze moest dan haar oom “Pappa” noemen!
Dat kleine dochtertje werd niet op de hoogte gebracht van het doen en laten van de gebroeders. Wel was haar bekend dat achter het kerkorgel in Rijnsburg heel wat onderduikers, waaronder joden, verborgen leefden. En dat haar vader met een pistool onder de toga op de preekstoel stond. Niet om zijn gehoor tot geloven te dwingen: Geloof of ik schiet!
Ds. Post onderwees zijn dochter, hoe klein ook, in het schieten met een pistool. Om, mocht de nood aan de man komen, te kunnen handelen! “Daarom”, verklaarde mw. van Delft, “heb ik mijn kinderen nooit ook maar enig schiettuig als speelgoed gegeven. Voor mij is een pistool geen speelgoed!”
Toen ze 19 jaar was, ging ze als leerling-verpleegster in het diaconessenhuis werken. Met de bewijzen van haar bekwaamheid, het Witte kruis en de Ooievaar, ging ze de praktijk in. Niet veel jaren daarna trouwde ze met Gerrit van Delft, Rijnsburger als zij en student in de medicijnen aan de VU in Amsterdam. Toen Henk drie jaar werd, deed zijn vader artsexamen. Zo worden dergelijke dingen onthouden!
Na nog enige tijd waargenomen te hebben in een praktijk in Ilpendam, kwamen ze naar Valkenburg. Eerst op de Hoofdstraat 16, de voormalige bakkerij de Vries. Opa van Delft nam op zich de gemetselde ovens uit het bouwwerk te slopen. Het kostte hem bijna het leven. In 1970 tenslotte werd hun huidige “Pleisterplaats” geopend.
Aan alles is te zien dat de bewoners van deze stede paardenliefhebbers zijn. Met haar beide zonen Hendrik en Gerhard zit mw. van Delft met hart en ziel in deze sport. De eerste zocht daarin oorspronkelijk zijn broodwinning, maar het bleek een karige boterham te zijn. Lange dagen en weinig guldens. Hij zocht en vond een baantje bij Fasson in Leiden. Voor zolang het duurt, want ook daar dreigt ontslag voor een groot deel van de werknemers. Gerhard is vertegenwoordiger bij de fa. Post en verkoopt alle kleuren van de automarkt. Maar om bij de paarden te blijven, vanwaar die beestenliefde? Dat blijkt in de familie Post te schuilen. Opa Post was boer en diens vader evenzo. Vandaar!
Het begon voor de familie van Delft allemaal met de pony. Een geschenk van een oom. Nog steeds staat Sjors, zoals het dier genoemd werd, in de stal achter het huis en wacht een goedverzorgd levenseinde. Henk verwierf zich al ras een hengst, een halfbloed Arabier, geen rijpaard maar één die bedoeld is om met zekere snelheid een kar voort te bewegen. Gerhard heeft een groter merkloos dier aangeschaft.
Moeder en zoons zijn lid van de LR Irene in Katwijk. Zij als secretaresse, want aan haar verpleegsterstijd heeft ze een rugkwaal overgehouden die haar het rijden onmogelijk maakt. Ieder jaar organiseert de vereniging een vakantiekamp in de bossen, het betekent nogal enig organisatiewerk dat voor een groot deel op de secretaresse neer komt. Wat volgens mij eveneens aangeboren moet zijn is haar sociale bewogenheid. Maar dan in de vorm van: Geen woorden, maar daden!
In het Rode Kruis is ze betrokken bij de organisatie van de Welfare: Het uitgeven van handarbeid-artikelen voor de minder-validen. Ook is ze behulpzaam bij het organiseren van de jaarlijkse bus- of boottocht voor deze mensen. Vervolgens is ze medewerkster in het dienstencentrum, voornamelijk op het gebied van het handwerken. De jaarlijkse uitgaansdag voor de bejaarden, waarvoor in ons dorp huis aan huis gecollecteerd wordt, komt mede dankzij haar inzet tot stand. Dit jaar gaan er 140 mensen op stap. Er komt echter te weinig geld binnen, er moet bezuinigd worden! Tenslotte zit ze ook nog in de rommelmarktcommissie van de gereformeerde kerk. Deze commissie stelt zich ten doel jaarlijks een rommelmarkt te organiseren. Desgevraagd zei ze er kortweg dit van: “De rommelmarkt, dat is gewoonweg heerlijk!”
De heer des huizes, klaar met het spreekuur, liep nog even binnen voordat hij aan het patiëntenbezoek zou gaan beginnen. Lachend bedacht hij dat hij straks in Zicht op Valkenburg hem onbekende handelingen en gedachten van zijn echtgenote zou kunnen lezen. Wie immers doorgrondt zijn vrouw ten volle? De levensroman van Trijntje Post (mw. van Delft) behoeft uiteraard veel meer woorden dan mij ter beschikking staan, zou echter zeker niet compleet zijn zonder de vermelding van haar beide jongste zonen. Harmen is bezig met zijn eindexamen HAVO en heeft zich voorgenomen medicijnen te gaan studeren. Toch nog een opvolger voor zijn vader? Elzard, de jongste, maakt zich gereed voor het Rijnlands Lyceum.
Hopelijk heb ik u in korte trekken een dorpsgenote geschilderd die zich met hart en ziel inzet voor datgene wat op haar weg komt. Praktisch en zakelijk ingesteld, dat wel, maar toch met hart voor de ander. Want daarenboven is ze ook nog doktersvrouw.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen