Piet Geerlings (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)

Januari 1986. Door: Jan Portengen

Piet Geerlings

Zijn bejaardenwoning trok mijn aandacht door het raambiljet tegen de kruisraketten. Zeldzaam in Valkenburg. De bewoner viel me op toen hij tussen mijn rommelmarktboeken een bijzonder exemplaar zocht. Een bejaarde met het uiterlijk van een principieel man. Op een even degelijk rijwiel. 
 
Achtenzeventig jaar en wie zou hem die aanzien? Maar tijdens ons gesprek verwonderde hij zich er over, dat zijn vader, altijd al een gesloten vat, nog immer weigert hem nadere details te verstrekken over iets dat in het begin van deze eeuw zijn beslag gekregen heeft. Wat zou u dan gaan denken? Maar oordeel niet te vlug. Zijn vader heet Geerlings en is de oudste man van Nederland. Eénhonderdacht jaar oud! Dat kan dus best.
Opa Geerlings kwam van Oldenhove uit het hoge Noorden en vestigde zich in Leiden. Zijn enige zoon, nu Nederlands oudste, wist zich een vaste positie te veroveren op de 'Hortus' in Leiden, als tuinman. En één van diens drie zonen is Piet, die sinds de oorlog in Valkenburg woont. Eerst bij de Haagse Schouw en, na het overlijden van zijn vrouw, in de Wei. Toen ik daar, een half uur te vroeg, aanbelde, was hij nog aan de warme hap bezig. “Ga maar vast zitten.” 
Ik had beloofd me niets van de rommel te zullen aantrekken en beperkte me dus tot een vluchtige inspectie: de her en der verspreid opgestapelde boeken, tijdschriften, krantenknipsels en fotoboeken spraken een duidelijke taal, hier wordt veel gelezen. Even later zat hij tegenover me, zijn weerbarstige, witte kuif recht omhoog, een paar doordringende ogen in een wijs gezicht. 
Laat ik het maar meteen vertellen: Piet is een socialist van het eerste uur, een echte vooroorlogse rooie! Opgegroeid in en met de partij. Na ons gesprek kan ik dat met respect zeggen.
Piet mocht na de lagere school naar de ambachtsschool. “Dan was je toentertijd al een heel eind”. Als timmerman vond hij een patroon en bekwaamde zich als trappenmaker. De sociale omstandigheden waren niet best in die jaren, ook niet in Leiden, waar een bloeiende textielindustrie was geweest. In 1926 sloot hij zich aan bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), die enkele jaren daarvoor opgericht was. Onder de bezielende leiding van Koos Vorrink wist de vereniging grote aantallen werkende jongeren tot eensgezindheid te bewegen en tot zelfontwikkeling te stimuleren. Mijn gastheer citeerde in dat verband enkele regels van een gedicht van E. Kerkow:
In der steden donk're stegen
Is een lichte roep ontwaakt!

Wat de zelfontwikkeling betreft: mij werd een ingebonden jaargang getoond van 'Beschaving en Wetenschap'. Eene Algemeene Volksuniversiteit, onder redactie van Mr. J.E.W. Duys. Het weekblad startte op 7 juli 1928 met 28 bladzijden wetenschappelijke artikelen en cursussen over Het Recht, Arbeidsrecht, maar ook de wereldgeschiedenis en Landen en volkeren der aarde. Zelfs trof ik er een verklaring van de relativiteitstheorie van de toen jonge Einstein aan.
 
De idealen, die deze leidslieden bezielden, waren groot; voorts waren er gedichten en leuzen van socialistische denkers. Voor de AJC was er het landelijk orgaan 'Het Jonge Volk', een 14-daagse uitgave voor  1 per half jaar, onder redactie van Koos Vorrink. Een alleszins strijdbaar blad. Piet was penningmeester van de plaatselijke afdeling, maar ook van de gewestelijke AJC. Met een eigen blad: 'De Vuurpijl'. Onder redactie van Piet Geerlings. Helaas was er geen exemplaar ter inzage. 
Ik noemde ook het bewegen tot eensgezindheid. Daartoe werden grote manifestaties georganiseerd voor de jeugd. Pinksterbijeenkomsten in Vierhouten, maar ook internationaal. De afdeling Leiden had een eigen plekje in de duinen bij Katwijk, waar nu het tentenkamp is. Met nijdige ogen werden daar de activiteiten van de rode jeugd aangezien. Het liep spaak toen de Leidse AJC, aangevuld met een aantal gewestelijke afdelingen, optrok naar hun stukje duin. Zwaaiend met vlaggen en wimpels, zoals te doen gebruikelijk. Maar Katwijk vierde een oranjefeest! Op de één of andere wijze raakte een rode vlag een oranje wimpel en toen was het raak! De grote jongens vormden een barrière voor de kleintjes, vingen de slagen op of deelden ze uit en wisten betrekkelijk heelhuids het duin te bereiken. Het nieuws dat hun jeugd in Katwijk gemolesteerd was, verleidde socialisten in Leiden ertoe een strafexpeditie uit te rusten. Ze rukten op, maar werden bij de Warmonderweg onderschept door hun voorman Mr. van Eck. Hij wist hun van de dwalingen huns weegs te overtuigen. Niettemin moesten de volgende dag de haringkarretjes van de Katwijkse vrouwen in Leiden het ontgelden, ze werden omgekeerd. Zo ging dat in die bewogen jaren.
Piet ging studeren. De arbeidersavondschool en diverse kaderscholen. Boekhouden, staats- en gemeenterecht, sociale- en bedrijfseconomie, financiën en meer van dat soort wetenschappen, alles wat een toekomstig kaderlid nodig kon hebben. De benodigde boeken konden geleend worden in de Universiteits Bibliotheek. Zijn vader zag het met lede ogen aan: “Dat is voor professoren, niet voor gewone jongens”. In zijn ogen waren studenten opmakers en daarmee uit! Het leidde tot een zekere verwijdering tussen hen beiden. Als zovelen in die dagen, had ook Piet te kampen met werkloosheid. Als ongehuwde ontving hij geen steun. Desondanks moest hij zich iedere dag melden op de arbeidsbeurs, het gehate stempelen. Vader Geerlings hield de kostganger kort. Een ontluikende liefde werd in de kiem gesmoord. Het motto was: Armoe erin, liefde eruit! De trouwplannen gingen niet door.
 
Piet moest in dienst en werd ingedeeld bij de genie als pontonnier. Het was soldaten verboden buiten diensttijd in burger te lopen. Maar hoe doe je als AJC-er dan mee aan een demonstratieve optocht? Dus kleedde hij zich om. Zijn dienstkameraden echter zagen hem lopen: 'Ha die Piet!' “Je verrader slaapt nooit!”, vervolgde mijn gastheer en deed voor hoe de luitenant hem op rapport liet komen: “Zo, beste kerel. Tegen de orders, hè! Moet niet meer voorkomen. Anders luis ik je er onmiddellijk bij, begrepen!! Ingerukt mars! Opgeroepen tijdens de oorlogsdagen, lagen de genie-soldaten in Piershil op Oud-Beijerland. De kapitein en de luitenant waren nergens te vinden, de adjudant voerde het commando. De groep bleef buiten schot, maar toch werd er een parachutist gesignaleerd. Ze kregen het bevel er allemaal op uit te gaan. Hoewel geen vechtsoldaten, moesten ze toch wel kans zien de, waarschijnlijk zwaarbewapende, vijand door het grote aantal te overwinnen. Deze redenatie beviel Piet helemaal niet en hij wist de leiding ervan te overtuigen, dat hij en enkele anderen bij deze operatie best gemist konden worden. Gelukkig kwam iedereen heelhuids thuis, op de plaats waar de vijand verondersteld werd, graasde slechts een vreedzame zwartbonte koe. Je zou kunnen constateren dat Piet niet erg solidair was met het Nederlandse leger. Maar wat wil je van iemand die geleerd had zelf te denken? Dolgelukkig waren ze dat de oorlog tenslotte voorbij was.
In 1945 werd het huwelijk voltrokken tussen Piet Geerlings en Ans van Duysen. Het echtpaar betrok een woning op de Voorschoterweg. Piet werkte toen bij de gemeente Oegstgeest en stond aan de wieg van de PvdA, waarin hij in de na-oorlogse jaren een niet minder belangrijke rol zou spelen als voordien in de AJC. Komt dit in dit verslag niet zo goed uit de verf, dan is dat aan hem te danken; hij praat liever over de partij dan over zichzelf. Ook weet hij zich behept met een aantal minder aangename, ik zou haast zeggen typisch Groningse eigenschappen: een strikt rechtvaardigheidsgevoel, een hekel aan kletsen en het van nature een dwarsligger zijn.
Tot voor kort woonde hij regelmatig de gemeenteraadsvergaderingen bij. Vooral als er zaken, de ouderen betreffende, aan de orde kwamen, trok hij nog al eens heftig aan de bel. Hij wist waarover hij 't had. Als lid van een landelijke commissie had hij over hun rechten en problemen nagedacht. Maar ook was hij jarenlang voorzitter van de groep gepensioneerden van de ABVAKABO Leiden en is nog steeds bestuurslid. Daarenboven van de groep senioren van de PvdA. Boordevol kennis dus. Sinds enige tijd mijdt hij echter de raadsbijeenkomsten. “Ik bots geregeld”, verklaarde hij ietwat teleurgesteld. Ook de aanleg van de S4 zal niet zonder zijn inspraak tot stand komen. In een provinciale commissie benoemd, heeft hij daar zijn woordje gedaan. Reken maar!
We namen afscheid, staande in de deuropening. Nog lang niet uitgepraat. “Moet je eens recht voor je uitkijken”, wees hij. Mij viel niets bijzonders op. Nader toegelicht begreep ik, dat hij op de struiken doelde aan de overzijde van de straat. Wederom ontging me de bijzonderheid. “Kijk dan eens naar rechts”, voer hij voort, mijn onbenul bemerkend. Ik verplaatste mijn blikveld en nam een dichte massa hooggroeiend struikgewas waar. “De gemeente wou er niks aan doen en toen heb ik die struiken zelf maar gesnoeid.”, verklaarde hij rustig.
 
Inderdaad viel me toen een scherpe scheiding op tussen het groene en het dorre hout, ter hoogte van zijn woning. Het uitzicht was duidelijk verbeterd. Nu is me bekend dat in Voorschoten de gemeente voor dat doel zelfs gereedschap ter beschikking stelt aan particulieren, argeloos vroeg ik: “En, wat zei de gemeente?” “Ik kreeg de politie op mijn dak, met een procesverbaal!”, besloot hij enigszins weerbarstig. Toen ik wegliep, riep hij nog: “Veel succes met je schrijverij!”
Dit verhaal is in de verleden tijd geschreven. Licht kan de indruk ontstaan dat ook de activiteiten van Piet Geerlings tot het verleden behoren. Vergeet het maar. Het is, nu ik dit schrijf, begin januari. Ik wens hem toe dat hij nog eens in gezondheid de oudste inwoner van Valkenburg mag worden. En dat ik dat beleven mag. En u allen, veel Heil en Zegen!

Colofon

Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Hans van der Does
Lees meer

Gerelateerde informatie


Onderwerpen



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)