Paardenmarkt II (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
September 1985. Door: Jan Portengen
Paardenmarkt
Er duiken steeds weer namen op van dorpen en steden die aanspraak maken op de titel 'Oudste Paardenmarkt' en Valkenburg de eer betwisten. Toen burgemeester Sinke geïnstalleerd werd, beweerde één der leden van zijn 'gevolg' zelfs dat diens woonplaats in Zeeland daarvoor in aanmerking kwam. Ze hadden sterke papieren.
Gelukkig heeft onze 'Loco', die slechts kort over ons mocht heersen, in het voorwoord van het boekje van de Oranjevereniging alle twijfels daaromtrent weggenomen. Hij schrijft: “Valkenburg, de bakermat van de Zuidhollandse beschaving, luidt het seizoen 1985/86 in met de oudste paardenmarkt.” Wie zou aan zijn woord durven twijfelen?
Bovendien wordt ons plekje grond, waarop in oude tijden het Romeinse castellum stond, vergeleken met een geboortekleed waarop de weldaad van de (Romeinse) beschaving over onze voorouders uitgestort werd. Barbaren, die sindsdien met knoestige handen de grond bewerkten tot de vruchtbare aarde die ons werd toevertrouwd.
Goed, wij maken er asfaltbanen van, maar één ding houden we in ere: de paardenmarkt. Een jaarlijks gebeuren, dat tegenwoordig tot een week van dorpsactiviteiten uitgegroeid is en waarin de kermis een vaste plaats heeft. Het houden van de markt behoort tot de doelstellingen van het paardenmarkt comité; het organiseren van de meeste gebeurtenissen er om heen is de taak die de Oranjevereniging Wilhelmina op zich heeft genomen. In deze nauw samenwerkend met de verenigingen. Als je het programma ziet, sta je versteld van alles wat er te doen is in zo'n week!
Het begint al op 5 september met het Open-paardenmarkt-schaaktoernooi, dat ik niet bijgewoond heb, aangezien ik pas zaterdag 7 september het programma gelezen heb. Datzelfde geldt voor de Kromar prestatieloop op diezelfde dag. Ik kan er dus niets over vertellen. Wel over de ringrijderij voor paard en tilbury op zaterdagmiddag. Georganiseerd door het paardenmarkt comité. Of dat zin heeft? Nou ja, zoveel mensen stonden er niet te kijken op die koude zaterdagmiddag.
Niet slechts de aangekondigde tilbury's, maar veel andersoortige door paarden en pony's getrokken voertuigen verschenen aan de start. Van heinde en ver gekomen. De koetsiers en hun passagiers, veelal als dames en heren van vroeger gekleed waarbij hun voornaamheid en zelfs bevalligheid de sierlijkheid van hun paarden en voertuigen accentueerden. Anderzijds was er een deelnemer, ik meen uit Wassenaar, die als boer vermomd mee deed op een platte wagen. Vergezeld van een aantal, eveneens in blauwe kiel gestoken jongelui. Een baal stro achterin. De ponywagens waren uitsluitend bemand met jongeren, die zich modern gekleed presenteerden. Eigentijds.
Dat 'modern' ving ik op van Cor Bol, die de deelnemers naar de, in de Marinus Poststraat opgestelde, ring praatte. Als vanouds vanaf de balustrade van de flat en met behulp van luidsprekers. Gekleed in het traditionele zwart met bolhoed, de borst getooid met een kleurige strik van het paardenmarkt comité. Met korte zinnen weet hij bijkans allen te typeren en te plaatsen. Dat gaat als volgt (ik doe maar een greep): “Dat is Van Kesteren. Mist de ring. Dat geeft niet. Als je er maar bij bent. Dat paardje gaat het steeds beter doen!” Een groep jongens beijverde zich met het oprapen van de ringen. Uiteraard ontstonden daarbij de wildste taferelen. Toegeeflijk schalde de stem van boven: “Hartstikke leuk hè, om die ringen op te rapen. Tussen de paardenkeutels vandaan!”
Een hoog gevaarte met ijzeren wielen daverde voorbij. De voerman met knallende zweep probeerde op het laatste moment het houten blok met de ring te ontwijken. Zijn deftige dame bukte zich angstig, maar stak even later triomfantelijk de ring omhoog. “leuk beestje was dat”, klonk het door de toeter, “en nog raak ook.” Zo ging dat daar. Veel belangstelling was er niet, maar er waren opmerkelijk veel jongeren. En dat mag het comité hoop voor de toekomst geven.
Het feestprogramma vermeldde voorts een tafeltennistoernooi op maandagavond en de traditionele lampionoptocht op dinsdagavond. Het weerbericht voorspelde de komst van een hogedrukgebied boven ons land en, behoudens wat ochtendmist, een zeldzame mooie nazomerdag. De verwachtingen waren hooggespannen die tweede woensdag in september, waarop reeds om zes uur 's morgens de eerste paarden aangevoerd zouden (kunnen) worden.
Geen Valkenburger behoeft de wekker te zetten, want om half zes wordt vrijwel iedereen gepord. Daar zorgt een naamloze groep jongeren voor, die in het programmablad vermeld staat, ieder jaar weer, zonder dat er iets nader geregeld wordt. Voor dag en dauw staan deze knullen op en zorgen ervoor dat zelfs de grootste luilak wakker wordt. Met behulp van blikken bussen en stokken maken ze lawaai en trekken zo het dorp rond. Deze keer hoorde ik zelfs het geluid van een hoorn. Wilt u weten wie dat was? Het werd me in de loop van de dag bekend; een zoon van Van der Meij! Het met behulp van een gasflesje aangedreven toetertje was te koop bij Jongeneel, vertelde hij. De ontwikkeling staat niet stil.
Gewoontegetrouw verzamelde de bevolking zich ter bestemder tijd en plaats voor de officiële opening door de nieuwe burgemeester. Deze, op een open bloemenwagen en omringd door gezinsleden en het comité, wist zich staande in een traditie van vele jaren. Daarenboven verwees hij naar een boekwerk (Markten in Nederland) waarin zwart op wit staat: “Sinds 1026 is Valkenburg Nederlands oudste paardenmarkt!” De burgerij gaf blijk deze krachtige woorden zeer op prijs te stellen, daarin gesteund door de beide, feestelijk uitgedoste wethouders onder het gehoor.
Tenslotte trachtte hij de markt te openen, maar werd daartoe verhinderd door het allengs ernstiger falen van de geluidsinstallatie. Brokstukken van zinnen weerklonken, na enkele vergeefse pogingen werd nog een laatste verzuchting versterkt: “De marine is toch ook niet meer wat ze geweest is!” Daarna werd het voorgoed stil.
Terwijl de zon de mist deed optrekken, de kermis dreunend draaide, de marktkooplieden hun waren aan de man brachten, een aantal paarden verhandeld werd en andere eigenaren hun dieren tentoonstelden, zocht ik verpozing in het rustiek plantsoentje dat in de plaats gekomen is van de muziektent. Er staan drie bankjes, waarop ik een aantal gesprekken voerde die niet onvermeld mogen blijven. Het eerste was met het 'mannetje' op de middelste bank. Een paar bontbeschilderde klompen. Een te wijde, versleten soldatenbroek, gerepareerd met grote, scheef opgenaaide, vierkante lappen. Een bontgeruit overhemd. Met smakkende lippen maakte hij een gebraden kippetje soldaat. “Smakelijk eten”, groette ik vrij overbodig en nam plaats op het andere eind van de bank. Ik maakte wat aantekeningen op papier en hij smulde hoorbaar verder. “Ik heb zo te doen met die kippen”, begon hij en keek me van opzij aan, twee slimme kraaloogjes achter een dienstfiets. “Ze hebben altijd huisarrest ....”, hij onderbrak zichzelf om één voor één de vingers omstandig af te likken ....”Legbatterijen”, verduidelijkte hij tenslotte. “U bent toch geen Valkenburger?”, informeerde ik lachend om zijn twijfelachtig vertoon van consideratie. Hij schudde het ruw geschoren en slecht geknipte hoofd. “Leiden, ik woon ik een hofje”. Zo ontspon zich het eerste gesprek, het duurde niet lang, ineens vroeg hij: “Bent u soms schoolmeester?” Ik knikte ontkennend. “Oh....ik dacht het zo te zien”, verontschuldigde hij zich. Aarzelend bekende ik hem dat ik wel eens verhalen schreef. Argwanend bekeek hij me nog eens. “Dan maak ik daar nu zeker ook deel van uit?”, begreep hij plotseling. Hij stond op, frommelde de resten van zijn maaltijd in het papier, overwoog het geheel op de bank te laten liggen, maar zag nog juist op tijd de beide afvalbakken: “Ik moet er vandoor. Dag heer!” Met enige spijt zag ik hem gaan, een kleine kromgebogen gestalte.
Daarna waren er de twee jongetjes. Ze kwamen naar me toe. Eén van de twee voerde het woord met een stemmetje dat haast niet te verstaan was: “Deelt u geld uit?” Zeker door een grapjas naar me toegestuurd, bedacht ik en vroeg nog eens nadrukkelijk: “Wat wil je hebben?” “Een gulden of zo”, kwam het aarzelend. “Twee gulden!”, vulde zijn vriendje openhartig aan. “Waar hebben jullie dat voor nodig? Heeft je vader niets meer?” hield ik de boot af. Ze mompelden iets onverstaanbaars over de draaimolen. “Ik heb geen cent op zak”, verklaarde ik naar eer en geweten. “Kijk maar”, ik keerde de ene broekzak met enig vertoon binnenstebuiten. Belangstellend sloegen ze mijn verrichtingen gade. Ik schutterde wat en draaide me om de andere zak te tonen. “Zal ik even helpen”, bood de woordvoerder aan, maar griezelde terug toen hij de consequentie van zijn aanbod inzag. Ook die andere zak bleek leeg. Medelijdend keken ze me aan en dropen af.
Tenslotte was er de marineman. Hij zette zich naast me en genoot van het prachtige weer. Ik informeerde belangstellend of de storing in de geluidsinstallatie inmiddels verholpen was. Hij had de vraag kennelijk al meer beantwoord en zat met zijn gedachten op een heel andere golflengte: “Och meneer, de elektronica, dat is een geloof”. Zijn gezicht onder de blonde krullekop plooide zich tot de welhaast gelukzalige glimlach van een pas bekeerde. Van hem kwam ik te weten dat een verbindingskabel het begeven had. Een 'afgang' die hij betreurde, maar waarvoor ik alle begrip toonde. Immers, dat gebeurde vroeger ook! Zelfs bij de marine.
Rondspeurend op de markt, besloot ik dat de kraam van de vredesbeweging niet onbesproken mocht blijven. Immers, slechts daar kon ik met lege zakken terecht. Het viel me op dat vrijwel uitsluitend vrouwen de tent bemanden en bezochten. Klaarblijkelijk klieken de dames samen om, mocht het zijn, ons mannen de baas te worden. Voorwaar een kwalijke ontwikkeling. Begrijp me goed.
Na de trekking van de loterij, stonden er nog drie activiteiten op het programma: de puzzelrit voor kinderen, het ringsteken voor paren op vierwielige vehikels en het prijsschieten. Gelijktijdig verzamelden de liefhebbers van de vierbeners zich op het terrein van de Castellumruiters, die daar een grootscheepse demonstratie verzorgden. Toen werd het avond.
“Vroeger”, vertelde een Valkenburger, “hotsten we tot laat in de avond door het dorp. In lange slierten. We hadden geen geld voor de kermis!” De tijden zijn veranderd, maar gezellig was het dit jaar zeker ook. Op de kermis, maar ook in de biertrom, de schenkgelegenheid van de Stichting Steunfonds Valkenburgs Harmonie. Daarmee eindigde voor velen de paardenmarkt, maar niet de Oranjefeesten. De volgende dag zou het zeldzaam mooi weer worden. En bar gezellig.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgs, Jan Portengen