Oudjaar I (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
December 1981. Door: Jan Portengen
Oudjaar I
1981 besloot een laatste ronde te maken en stond aan de oever van de Rijn om over gezet te worden. De pontbaas zat in zijn hokje. De benen om de kachel. Hij bekeek met enige tegenzin de natbesneeuwde gestalte aan de overzijde, stapte in zijn bootje en haalde de oude over. Deze groette vriendelijk, betaalde het verschuldigde bedrag en zette voet aan wal. In Valkenburg.
Bijgeval stond ik daar te genieten van mijn pensioen, een bezigheid die me nog enige ruimte laat iets voor anderen te doen, en werd door onze gast aangesproken. Kort zette hij zijn bedoelingen uiteen. “Ik ben uitsluitend in de vooruitgang geïnteresseerd”, besloot hij en zo werd ik hem tot gids. 1980 was het jaar van de vrouw. 1982 is door sommigen uitgeroepen tot het evangelisatorisch jaar. Was 1981 soms het jaar van de vooruitgang? Ik wist het niet maar werd enthousiast. “Ziehier de stoomboot van sinterklaas en daar het havencafé!” begon ik de rondleiding met een breed gebaar. Misprijzend bekeek hij het werkloze vaartuig in winterslaap en het al even verlaten ogende etablissement ter plekke. “De waard lijkt er veel meer op uit te zijn het landvolk te trekken!” wees hij mij terecht. En inderdaad, nu pas viel het me op dat de ingang van de uitspanning één grote plantenkas is. “Vooruitgang!” drong hij aan, “en denk er om uitsluitend 1981".
Vlug pratend probeerde ik hem ongemerkt de Hoofdstraat over te loodsen. Het lukte zowaar. We stonden voor de winkel van Van Stijn. De dit jaar zelfstandig geworden jonge winkelier en zijn toekomstige echtgenote kropen door de etalage. Van sinterklaastabbert naar kerstster. Waarderend knikte 1981 hen toe. Ze merkten het niet eens. Hij trok me mee, het vernieuwde Castellumplein was hem opgevallen. We renden welhaast de terrastreden op. “Wat een hoop stenen!” kreet hij verrukt. “Daaronder zou ik begraven willen worden!” Daartoe uitgenodigd door het bekende aanduidingsbord wandelden we een wijle in het plantsoen ter rechterzijde van de kerk. Vermoeid doch voldaan zetten we ons tenslotte neder op één der aanwezige banken. Het geheel overziende sprak hij zijn waardering uit voor de ontwerpers. “Geen oude krotten meer. Geen gammele boerderijtjes. In plaats daarvan de supermarkt met die prachtige herenhuizen. Goed zo! Zo komt de kerk ook beter tot zijn recht. Die houten bakken zijn natuurlijk om er verplaatsbare bomen in te planten!? Wat moet dat lelijke ijzeren hek daar nog?” voer hij voort. Ik hield mijn mond maar. Ik had ineens geen zin meer hem te vertellen van de inwendige kerkelijke verfbeurt. En dat er vast bomen zouden komen. En bloembakken. En dat het ijzeren hek misschien wel een protest is tegen de verstening. Dat moet 1982 maar uitzoeken.
We vervolgden onze rondrit. Daartoe maakten we van een uniek vervoermiddel gebruik. De SRV bus. Zodoende bleef geen stukje Valkenburg voor ons verborgen. Eerst namen we de zuidelijke route. De chauffeur en reisleider, de heer van Diemen, wees ons vele bezienswaardigheden. Het begon goed met het grondig vernieuwde Rabobankgebouw. Daarna echter leek onze gast zich af te sluiten voor alle indrukken van buiten. Nauwelijks voorbij de stoplichten, op de Voorschoterweg, kwam hij weer tot leven. Oorzaak: het nieuw uitgebreide warenhuis aan de rechterzijde van de weg.
“Dat is ware ondernemerslust!” kwam het, en hij bedacht bewonderend dat onlangs een der eigenaren blijk had gegeven voor een naderend bankroet te vrezen. “In tijden van druk geen stap terug maar juist met des te meer inzet er tegen aan!” sprak hij belerend. In het Duyfrak bewonderden we de aanleg van de nieuwe ijsbaan. Dat de ijsvereniging wederom tot leven gekomen was deed hem deugd. “'k zal zien wat ik nog voor ze kan doen”, mompelde hij voor zich heen. Op de achterweg was er eveneens sprake van oprukkend en uitbreidend glas. De bewoners van huize De Woerd stijgt het tot de lippen zogezegd. Maar dat en zelfs de verwoestingen die de aanleg van de Leidse waterleiding in onze landbouwgronden aanricht worden door 1981 onbekommerd positief gewaardeerd.
Ook op de terugweg konden we de Hoofdstraat niet vermijden. We passeerden de ambtswoning van onze burgervader. Door de ramen ont-waardden we een flitsende kleuren TV. “Goed voorbeeld!” veerde 1981 op. Ik vertelde hem van het ambtsjubileum en het geschenk van de burgerij. Verderop was er een verkrottend boerderijtje. “Zo moet het spel gespeeld!” was zijn waarderende reactie. “Zelfs monumentenzorg zal daarvoor terugschrikken.” Ik wees hem op de nieuwbouw aan de overzijde. En op de terugweg die op het marktveld. En vertelde wat er gesloopt was. Opgewekt begonnen we aan de tweede route.
We wandelen naar de Broekweg en namen de andere SRV bus. Ook de bestuurder en exploitant van deze rijdende winkel was ons zeer ter wille. De rondgang door het noordelijke gedeelte van ons dorp vergde heel wat minder tijd. We konden ons beperken tot het opmerken van enig grondverzet, daar waar de Legioendreef moet komen. Voorts de sloop van de oude school aan de Kerkweg waar de nieuwe sportzaal gedacht wordt. Tenslotte het nog immer rommelige complex waar de Peuk op betere tijden hoopt. Er naast is een bandenbedrijf geopend. We waren spoedig uitgekeken. Trouwens 1981 begon haast te krijgen. Binnen de kortste keren stonden we weer op ons uitgangspunt. Het oude jaar verzocht mij allen die hem van dienst geweest waren hartelijk te bedanken (wat ik hierbij doe!) en stapte op het gereedliggende pontje.
Terwijl hij werd afgevoerd stak ik als in een opwelling mijn hand op tot een laatste groet en schreeuwde welhaast “Hiep, hiep, hoera! Lang leve de vooruitgang!” Dankbaar draaide hij zich nog eenmaal om, beantwoordde de groet en verdween in de duisternis.
“Gelukkig nieuwjaar!?” wist ik nog uit te brengen, ietwat zachter.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen