Mr. R.J.J.A.A. van den Clooster Baron Sloet tot Everlo (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)


Mr. R.J.J.A.A. van den Clooster Baron Sloet tot Everlo (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
©: Jan Portengen

Oktober 1985. Door: Jan Portengen

Mr. R.J.J.A.A. van den Clooster Baron Sloet tot Everlo

Toen ik buiten kwam, overviel me de stilte van de nacht. Het rossige licht van de lantaarns bescheen het dampende asfalt van de weg. Niemand liet zich horen, geen mens was te zien. Ik kreeg het gevoel dat mijn hoofd op een ander niveau dreef dan dat waarop mijn benen bewogen. Er tussenin iets meer bier dan ik gewend ben. Ik verlangde naar mijn kooi aan boord. Plotseling verscheen een schimmige gestalte in het licht van een opengaande poort en een bekende stem verbrak het zwijgen: “Ik zie niet graag dat mijn schaapjes zo laat nog ronddolen.” Het was de vlootpredikant. Met enige nadruk richtte hij zich tot degene die naast hem was opgedoemd en afscheid nam. Als een beschermengel stond hij me even later terzijde, waarop ik me haastte hem de reden van mijn late wandeling te verklaren: “Ik had een gesprek met een Valkenburger, met Van den Clooster!” Even bleef het stil, voor zover ik in het donker kon nagaan, werd er enige keren bedachtzaam geknikt: “Die heeft een heel wat langere naam, Baron van Sloet tot Everloo!” “En het is een marineman”, viel ik hem in de rede, “ik weet het!”
“Weet je ook dat hij meester in de rechten is?”, voer hij voort met een tikkeltje ontzag voor aanzien en geleerdheid, de gereformeerden eigen. “Nee”, moest ik toegeven, “daarover heeft hij het niet gehad.” Nadat ik hem ietwat gehaast uiteengezet had waarom ik nodig naar huis moest, gingen we met een groet uiteen.
Dat onze Verenigingen raad in de nieuwe penningmeester een alleszins capabel bestuurslid mocht verwelkomen, was me al gauw duidelijk. Dat deze thesaurier bovendien van adel is en deswege behept met een aantal indrukwekkende namen werd me pas later bekend. Dat hij daarenboven ook nog luitenant ter zee der eerste klasse bij de Koninklijke Marine geweest is, begreep ik pas tijdens ons gesprek. Toen echter was het kwaad reeds geschied, ik had hem verzocht elkander bij de voornaam te noemen. Iets wat vroeger, gezien mijn bescheiden functie bij dezelfde koninklijke baas, nauwelijks denkbaar was.
Inmiddels bleek dat mijn superieur en gastheer zich met zijn echtgenote bijna dertig jaar geleden in 't Boonrak vestigde. Niet in het 'kasteeltje', zoals u misschien denkt, maar in een eenvoudige burgermanswoning, die overigens van alle gemakken voorzien is en met behulp van allerlei smaakvolle voorwerpen gezellig is ingericht. 
Dat ik in dit verband het 'kasteeltje' noem is niet willekeurig. Het huidige gemeentehuis is meermalen grondig hersteld en verbouwd. Tijdens één van die beurten werd de faam. van den Clooster opgebeld door een mevrouw die haar man wilde spreken: “Hij is toch bij u aan het werk?” Aan de hand van het telefoonboek dacht ze bij de baron aan het goede adres te zijn. 
Niet alleen kastelen worden hem toegedacht, maar ook paarden. “We woonden hier pas”, begon een ander verhaal. “De telefoon ging, een zware stem bromde: “Mevrouw, uw paard is gearriveerd.” “Mijn paard? Hebben wij een paard besteld?” “Ja zeker, Ja!” bulderde de andere kant ietwat ongeduldig, of onzeker!? Het raadsel werd na enig heen en weer gepraat opgelost. De paardenhandelaar was de naam van de klant vergeten, had de telefoongids geraadpleegd en een, naar zijn mening, logische conclusie getrokken. Zo'n dertig jaar geleden hadden gewone mensen immers geen rijpaard!
 
Over kastelen gesproken..... De naam van het geslacht is terug te voeren tot het jaar 729 en betekent niets anders dan slot van het zwijnenhok. Het familieslot dateert van 1704 en stond in Denekamp in Overijssel. Het is in de vorige eeuw afgebrand, alleen de stallen resteren nog, waarin een restaurant ondergebracht is: Havezate 'Het Everloo'. En wat de paarden betreft... Bij de nonnetjes ging hij op de fröbelschool, bij de broeders volgde hij het lager onderwijs, maar tijdens de bezetting moest het ouderlijk gezin verhuizen. Zo kwam het Haagse bleekneusje bij een Gelderse boer terecht en daarmee tussen de paarden. “Daar bleek mijn latente voorliefde voor paarden. Ik werd op het makste beest gezet. Ze behoefden me nooit te zoeken, waar het paard was, daar was ik!” 
De pas ontloken paardenliefhebberij werd na de oorlog weldra gesmoord in de perikelen van de middelbare school en vervolgens definitief de kop ingedrukt: “Bij de marine was er geen emplooi voor.” In plaats daarvan ontwikkelde hij na het KIM (Koninklijk Instituut van de Marine) de noodzakelijke zeebenen aan boord van de HM Karel Doormat en de onderzeebootjager HM Noord-Brabant. Zijn aspiraties voor het vliegbedrijf deden hem, na een daartoe geëigende opleiding, belanden in de waarnemersstoel van de Avenger. Hij werd opnieuw geplaatst op de Doorman, maar nu als vliegende bemanning. In een tijd dat de marine nog alle wereldzeeën bevoer.
Er volgde een intensieve vaar - en vliegperiode die hoge eisen stelde aan het gezin thuis, dat inmiddels met een dochter en een zoon uitgebreid was. Om die reden verzocht en kreeg hij tenslotte in 1961 een definitieve walplaatsing met alle consequenties van dien. Hij werd geplaatst bij de marine in Den Haag.
In 1982 werd hij vijftig en bereikte daarmee de leeftijd waarop de marineman het veld moet ruimen voor de jeugd. Sindsdien werkt hij nog halve dagen als beleidsmedewerker bij de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren en kreeg de latente voorliefde weer kans het hoofd op te steken. Dat begon tijdens een huifkartrektocht door Ierland, die hij met zijn zoon Reinoudt volbracht. “We waren dag en nacht met het paard bezig. Trokken van herberg tot herberg. Op 't laatst dacht ik: Nu of nooit, ik ga paard rijden!”
Nu komt de vrouw des huizes in beeld. Heus, ik realiseer me best dat dames in deze rubriek vaak een magere rol spelen, maar deze keer is het slechts gedeeltelijk mijn schuld. Mevrouw van den Clooster, of Willy Ignatius (wat moet ik schrijven?) kwam pas laat thuis. Nog vervuld van de bestuursvergadering die ze bijgewoond had. Als onderwijzeres met ervaring in het buitengewone onderwijs, zet ze zich met hart en ziel in voor het geestelijk gehandicapte kind, maar ook voor de begeleiding van ouders en gezinsleden. Ze heeft de problemen die dat met zich meebrengt aan den lijve ondervonden; Desiré, de eigen dochter is al jaren niet meer thuis. De meeste van haar vrijwillige bezigheden concentreren zich rond de Stichting Praktisch Pedagogische Thuishulp.
 
Plaatselijk is ze actief in het comité uitgaansdag bejaarden. Zijdelings vernam ik nog dat ze ook in het bestuur zit van de manege Moedig Voorwaarts te Leiden. Hoewel deze rijschool zich toelegt op gehandicapten, worden er uitzonderingen gemaakt: haar man leerde er het paardrijden. Het duurde niet lang of deze kocht zich een bruine merrie, Mirjam. En werd lid van de Castellumruiters.
“Ik heb me verkeken op de zorg die besteed moet worden aan een paard dat op stal staat”, bekende de heer des huizes tijdens ons gesprek, “poetsen, voeren, mesten en minstens een uur per dag rijden. Het kost me de hele middag.” Vóór Mirjam besteedde hij die tijd met de modelbouw van schepen. Eén ervan staat op de kast in de huiskamer. Het is een getrouwe kopie van het oorlogsfregat L'Orennoque, dat in vroeger jaren de Franse grandeur op de zee moest handhaven. Een indrukwekkend zeilschip met stoomgedreven hulpraderen.
Misschien vraagt iemand zich af wat Reinoudt tegenwoordig doet? Oorspronkelijk bezig met het behalen van een pedagogische akte, heeft hij zich nu toegelegd op de lerarenopleiding tekenen en handvaardigheid. Dat hij niet ontbloot is van een zekere aanleg, blijkt wel uit de her en der opgehangen werken van zijn hand. 
 
Het bevalt de bewoners van 't Boonrak 4a best in Valkenburg. Maar, jammer dat er van het agrarische karakter weinig overblijft. Het dorp bestaat tenslotte slechts uit huizen en wegen. Zoals reeds verteld werd het laat en ik kreeg haast. Bij het afscheid nemen trof me de hoeveelheid in de vestibule opgehangen schildjes, stuk voor stuk herinneringen aan het aantal schepen en inrichtingen waarop de eigenaar gediend heeft. Ook wat dat betreft is u in dit verhaal nog niet de helft aangezegd. Hoe kan het ook anders.

Colofon

Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen.

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Jan Portengen
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)