Jan van den Berg (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)

Jan van den Berg (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
©: Hans van der Does

Februari 1982. Door: Jan Portengen

Jan van den Berg

Deel 1. Waarin de schrijver een oude bekende ontmoet.
Hoewel niet in Valkenburg ben ik toch geboren en getogen in een dorp en werkte er als leerling in een garage. Ik en de baas deden het werk. We repareerden alles waar wielen onder zaten. Naast ons was het bedrijf van de fietsenmaker. Diens zoon en hulp was een paar jaar jonger dan ik daarom keek hij hoog tegen mij op, de gevorderde monteur. Hij bediende de benzinepomp van zijn vader, een antieke vleugelpomp, ik die van mijn baas, een modern elektrisch gedreven apparaat. Soms was er voor beiden tegelijkertijd een klant en liepen we samen op. Dan stak hij altijd vrolijk groetend de hand naar me op. We verloren elkaar uit het oog. Totdat ik, onlangs op bezoek, een rijwielonderdeel nodig had en besloot het bij hem te halen. Hij bleek opgegroeid tot een wat gebogen oude man. We groetten elkaar hartelijk. “Jij hebt het maar goed gemaakt!” begon hij. Het oude respect was nu vermengd met wat flegmatieke weemoed. Van mijn kant kriebelden de vingers bij het zien van het rustige werkplaatsje en de prettige sfeer die er uitging van de ring en steeksleutels, de tangen en schroevendraaiers. Of het nu het opgekropte gal van jaren was dat hij kwijt moest, of dat het inmiddels een gewoonte van hem geworden is: in het volgende half uur zag hij kans om alle problemen van een fietsenmaker in het bijzonder en de kleine middenstand in het algemeen over me uit te storten. “Ik heb er geen zin meer in, Jan” begon hij. “Er is geen aardigheid meer aan! De mensen worden lastig. Als het niet vlug genoeg gaat worden ze zelfs agressief!” Het is iets wat ik me kan indenken 's-mans langzaam bewegen in aanmerking genomen, dies knikte ik begrijpend. 
Het bleek koren op zijn molen. Vooral toen ik hem adviseerde een hulpmonteur in dienst te nemen kwam hij goed los. De hele rotte maatschappij, de verwording der zeden, de ondermijning van het gezag en de werkschuwheid en onbetrouwbaarheid van het jeugdige personeel werden in één grote stortvloed van woorden uitgebraakt. “Er is maar één goede oplossing. Werkkampen! En alle linkse tuig er in! Zeg nou zelf eens, Jan” besloot hij heftig. Ik deed er enige seconden beduusd het zwijgen toe. En keek hem eens goed aan. “Maar Jan” begon ik weifelend (hij heet ook Jan) “Je was vroeger altijd zo'n vrolijke jongen!” Ietwat gedeprimeerd verliet ik het bedrijf.
Deel 2. Waarin de lezer kennis maakt met een bedrijf en een gezin.
 
Ik dacht aan onze Valkenburgse fietsenmaker. En het van leven bruisende bedrijf dat hij in een aantal jaren heeft opgebouwd. Waar somtijds zelfs twee jongmaatjes hun loon verdienen en het vak leren van een vakman die tot in de verre omtrek bekendheid geniet. Zo kan het dus ook, bedacht ik. Jan v.d. Berg staat er met grote ijzeren letters op de werkplaats. Via de winkel werd ik in de voorkamer genood. Dertien jaar wonen ze nu hier, zijn vrouw en dochter en hij. Later kwam Jan jr. Die is nu vier jaar. Het bedrijfspand werd overgenomen van de fam. Rijnsburger. Het was een winkel met elektrische artikelen. De Valkenburgse rijwielen werden toen gerepareerd door Joop v.d. Nagel en de Fa. van Stijn. Beiden hadden echter weinig behoefte daarmee door te gaan zodat er ruimte bleek voor nieuw initiatief. Alles liep gesmeerd! Totdat al vrij vlug de grote klap kwam. Een flinke brand, begonnen in de werkplaats, breidde zich uit naar de winkel en bedreigde het woonhuis. Moeder en dochter zochten een heenkomen bij de buren. De brandweer was snel en kon erger voorkomen. De schade was echter groot. De inventaris van de winkel en werkplaats waren veranderd in een grote hoop uitgebrande frames, geknalde spuitbussen en zwartgeblakerde onderdelen. Waaruit de damp van het bluswater opsteeg. Groot was de wanhoop van de beide echtelieden die een tijdelijk onderdak vonden in Katwijk. Nu bleek wat goede nabuurschap vermag! De brandweer liet het niet bij het blussen van de brand en organiseerde een rondgang door het dorp. Onder het motto: Help Van de Berg uit de brand! Het resultaat was niet alleen een financiële opkikker voor het gezin, maar vooral een morele! Ze vatten weer moed. En begonnen opnieuw.

Deel 3. Waarin we kennismaken met de Hoofdpersoon.
Oorspronkelijk moest Jan boerenknecht worden. Vader Van den Berg was molenaar. Het gezin met tien kinderen bewoonde de molen. En dus moest er brood op de plank komen! Jan had echter andere aspiraties. Het begon met een 98cc NSU motorrijwiel. In delen werd het apparaat naar de zolder gesmokkeld en daar in elkaar gezet. Op zondagmiddag, als pa lag te slapen, werd het vurige motorfietsje uitgeprobeerd op de landweggetjes en daarna weer uiteen genomen! Om kwart over drie 's morgens moest hij bij de boer zijn. 's Avonds naar de ambachtsschool. In Zoeterwoude werd de eerste fietsenmakerij gestart. Met een compagnon. Het werd een mislukking. Daarna werd hij kraanmachinist. Kort daarna moest hij in dienst. Als monteur-motorvoertuigen bij de Lichte Luva. Hij vond het een vrijgevochten leven!
 
Nadat hij zo'n tien jaar als kraandrijver gewerkt had, wilde hij toch weer de werkplaats in en nam dienst bij Roest. In Oegstgeest. Daar leerde hij het vak pas goed! Roest was een kortaangebonden baas. Dat ondervond een dame die met een lekke band de werkplaats binnen kwam. Kort tevoren was ze door een flinke hondenhoop gereden. Toen de oude baas de band aanvatte, om met de bekende handgreep deze uit de velg te lichten, bleek dat reden voor enkele hartgrondige opmerkingen. “Nou ja” lachte de klant, in antwoord op zijn gemopper, “Daar ben je fietsenmaker voor!” Roest schijnt toen “Hulk” geworden te zijn! “Wat fietsenmaker!” brulde hij, en smeet het rijwiel met enig vertoon van geweld de deur uit. Het vloog door de lucht, reed vervolgens op eigen kracht vele meters voort en belandde tenslotte opstijgerend tegen een boom in een tak.
In Oegstgeest is Jan in het huwelijk getreden. Zijn vrouw komt uit Katwijk-binnen. Haar vader is daar tuinder. Zoals al gezegd zijn ze uit Oegstgeest naar Valkenburg gekomen. Moeder en dochter Linda zijn beiden enthousiaste leden van de Valkruiters. Moeder tevens als secretaresse. Ze doet ook de boekhouding van de zaak. In de winkel zult U haar zelden of nooit zien. Een fiets is geen pondje suiker. De koper heeft recht op een goed advies. En daar is vakkennis voor nodig. En niet minder voor de verschillende soorten brommers, motormaaiers, kettingzagen en niet te vergeten de schaatsen.     Zonder verkoop zou de werkplaats geen droog brood opleveren. Niet omdat er onvoldoende reparatieaanbod is. Werk genoeg. Zo zelfs dat hij, om overdag de handen vrij te hebben voor de klanten, vaak al om half zes opstaat om aan het sleutelen te gaan. Dan kun je lekker opschieten. 

Deel 4. Waarin we kennis maken met het Personeel en de Klanten en de schrijver zich voorneemt niet meer over de Hoofdstraat te zeuren! 
De rechterhand van onze rijwielhersteller is Gerrit Hoekstra. Als jongen van zeven jaar liep hij al hele dagen in de werkplaats en is van lieverlede opgegroeid tot een gewaardeerde volleerde fietsenmaker. Werk genoeg dus. Als je echter de werkelijke kosten moet doorberekenen dan zou een fietsbel van 2 gulden inclusief de montage zo'n 5 gulden moeten kosten. En hou je geen klant over! Dus wordt het vaak service van de zaak. De werkplaats is, net als de smederij van de Fa. v. Stijn vroeger, een ontmoetingsplaats voor jongelieden. “Je moet wel eens schoonmaak houden!” lacht de fietsenmaker. Hij hoopt nog steeds op een uitbreidingsmogelijkheid. Ook bekende hij toch wel eens de wenkbrauwen gefronst te hebben. Het was toen een jongedame hem 's morgens uit bed belde om de lege band van haar fiets op te pompen. En U kunt wel nagaan hoe vroeg dat geweest moet zijn.

Colofon

Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen

© Tekst: Jan Portengen © Foto voorblad: Hans van der Does
Lees meer

Gerelateerde informatie


Onderwerpen



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpsarchief Oud Valkenburg ZH)