J.H. Warring (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
November 1981. Door: Jan Portengen
J.H. Warring
Dit verhaal is mede te danken aan mijn regelmatige tripjes naar de volkstuin achter het Frankenburg. Een weg die voert langs beide lagere scholen die ons dorp rijk is. Via het brugje over de Grote Wetering. Terug van dat lustoord, dat ons vooralsnog gegund blijft bij de gratie van provinciaal geldgebrek en veranderend verkeersinzicht, is die hoge hindernis een uitdaging voor mij, een met de vruchten des lands beladen wielrijder. (Deze zin is bedoeld voor de gevorderde lezer!) Als je 't haalt kom je in de Oosterleestraat. In één der garages zag ik daar steeds weer en typische doe-het-zelver scharrelen. In zijn tot werkplaats ingerichte box. Druk in de weer met oude kasten en meubels. Balken en planken. Bij dag en ontij! Bij geval was ik juist in die dagen zelf een oude linnenkast, een waardeloos geacht familiebezit, aan het opknappen. Een verwante ziel vermoedend betrad ik onbeschaamd zijn werkdomein. De verwantschap bleek zeer betrekkelijk. Weldra had ik het gevoel als leerling bij de meester op bezoek te zijn. Was de kast waar ik me aan gewaagd had klein en eenvoudig van constructie en slechts oud, deze meneer was aan een imposant meubelstuk bezig van massieve houtsoorten, zodanig bewerkt als slechts lang geleden betaalbaar was.
Zijn werkplaats is voorzien van een welhaast professionele zaagmachine. Een vlugge blik naar zijn vingers toonde me dat deze allen en vrijwel ongeschonden aan zijn handen zitten. Handen die model kunnen staan voor die van een vakman-meubelmaker of timmerman. Bedeesd informeerde ik naar zijn beroep! “Eierhandelaar” kwam het antwoord, en hij keek me daarbij wat plechtig aan. Verbijsterd ging ik huiswaarts.
Het liet me echter niet los. Van eierhandelaar tot antiekrestaurateur! Zou dat wat zijn voor Zicht op Valkenburg? Zo kwam ik er toe nogmaals zijn werkstede te bezoeken. Er lag een grote stapel tot korte delen verzaagde houten kozijnen. Uit de container. Sloophout. Goed grenen. Zonde om weg te gooien! Zo kwam ik achter een andere eigenschap van hem. Liefde voor hout. Ik kan het moeilijk anders omschrijven. Uit die liefde komt zorg voort. Zorg ook voor het verworpene. Het verachte hout heeft zijn hart! En daarvandaan die stapels oude planken en balken. En houten voorwerpen. Eiken en beuken. Kastanje en kersen. Teak en grenen. Van het één kwam het ander, denk ik. Hoe was dat begonnen? We kwamen tot een afspraak.
Méér als een kwartiertje dacht hij niet nodig te hebben, het werd een hele avond. En we waren nog lang niet uitgepraat. Zo gaat dat, ook bij de familie Warring op de Broekweg. Tot 1 augustus van dit jaar was hij nog directeur en mede-eigenaar van de groothandel in eieren en zuivelproducten onder de oude familienaam, in Leiden. Het bedrijf is nu overgegeven in handen van een oude getrouwe medewerker. Op 70 jarige leeftijd vond hij de tijd gekomen zich geheel aan zijn voormelde hobby's te wijden. Al op jeugdige leeftijd kwam hij via zijn ouders in contact met de Leidse kunstschilders Floris van Ster en Leendert v.d. Vlis. Zij oefenden hem in het herkennen van werkelijke kunst.
Op allerlei gebied. Eén van zijn eerste aanwinsten was dan ook een schilderij. Als betaling voor twee kisten eieren van een klant die geen geld had. Hem kostte het drie weken zakgeld. Het niet gesigneerde kunstwerk kwam uiteindelijk op de zolder terecht, werd beschadigd en ter restauratie verkocht voor 1225,--. Tijdens die behandeling bleek het een meesterwerk uit de Haagse School en het tienvoudige waard.
Al doende leert men! Later kwam de belangstelling voor antieke en oude meubels. En voor hout in het algemeen. Het bleek een probaat materiaal om er de tijdens het werk opgedane spanningen op af te reageren. Vooral de prestaties en de houding van het jongere personeel noopten hem menigvuldig op het harde hout te beuken! Na werktijd wel te verstaan. De schoorsteenmantel in de voorkamer van zijn woning bestaat uit een massief brok bewerkt hard hout. Uit die periode.
“Was U eigenlijk niet in de wieg gelegd voor beeldhouwer of zo?”, opperde ik. Bedachtzaam worden zijn woorden gevormd. Zijn zeventig jaren zijn hem niet aan te zien. Een kaarsrechte stevig gebouwd persoon. Wat langzaam in zijn bewegingen. “Een ei en Warring zijn één!” liet hij zich ontvallen. Uiteraard is dat figuurlijk bedoeld. Zoals ik hem zie zou hij ook als kapitein op een groot schip best op zijn plaats zijn!
Maar nee, als beeldhouwer acht hij zichzelf niet geschikt. Zelf een gezicht of zo iets te moeten maken grijpt hem te hoog. Overigens beleeft hij driedubbel plezier van zijn handelen. Ten eerste is daar de verwerving! Of het nu van de kraakwagen of de sloper komt, van de antiquair of de zolder van een familielid steeds is het een belevenis. Met kennis van zaken wordt de inkoopsprijs bepaald. Hoe lager hoe beter! Vervolgens komt het opknappen. Het repareren en restaureren. Veel poets en schuurwerk. “We hebben wat afgeschuurd!”, verzucht zijn vrouw, die hem met die en andere bezigheden krachtdadig steunt. Trouwens, als verpleegster (dat was ze vroeger) leer je de handen wel uit de mouwen te steken! Ze hebben wat afgesleept die twee. Bijvoorbeeld de parketvloer in de woonkamer. Zelf vervaardigd uit een groot aantal opgekochte beukenhouten schoolbanken. Die daartoe echter moesten worden verzaagd en geschuurd! Toch zijn er nu nog de putjes en krassen aantoonbaar die eens de stoere knapen van weleer in het hout kerfden. Dat maakt het echt! De keukenvloer werd op dezelfde wijze uit oude kersenhouten vloerdelen vervaardigd. De vloer van de WC van eiken en boven zijn ze nu bezig met teakhout. Afkomstig uit een sloopvloer van Minerva. Tenslotte is er de verkoop. Een voortdurend gebrek aan opslagruimte dwingt hen de verworvenheden weer van de hand te doen, Uiteraard staan moeder en dochter, (kleuterleidster) bovenop de klantenlijst. Ook de zoon is een belangrijke afnemer. Van hem begreep ik dat pa echter geen Sinterklaas speelt. Voor niets gaat de zon op! De zoon is manager in de Horeca. Familie en kennissen behoren eveneens tot de vaste afnemers. Dan is er nog de zwarte markt. In Beverwijk. Dat zwarte heeft overigens niets met clandestien te maken. Het is een terrein waar jan en alleman tegen een geringe vergoeding een plaats krijgt om van alles en nog wat te verkopen. Soms komt deze onze dorpsgenoot echter met méér spullen thuis dan hij verkocht heeft.
Wat moet ik nog méér vertellen? Dat ze hier gingen wonen omdat er een geschikt huis te koop was en dat binnen 10 km van Leiden? Dat de vrouw des huizes secretaresse is van de kiesvereniging van de VVD ter plaatse? Over de zelfgemengde Berenburger die geschonken werd? (Ik heb het overleefd!) Of van de geweldig zware zelfgemaakte massief eiken kloostertafel in de voorkamer? Ze schijnen er meerdere van dat model vervaardigd te hebben. Wat een hout, wat een schuurwerk! Of over de verkeerde ideeën die er schijnen te bestaan over het verband tussen het gebruik van eieren en het cholesterolgehalte van het bloed? Over de zwendel in scharreleieren? Toen het al laat geworden was kwam ik er pas achter dat de heer des huizes ook nog graag te bakken en te braden staat. En een verwoed zeiler is geweest. En U zult wel gemerkt hebben dat ze er samen graag met de caravan op uit trekken. Zo blijft bij mij het gevoel dat nog lang niet alles van wat er te vertellen is weergegeven is. Dat zou gewoonweg méér tijd als dat kwartiertje vergen! U weet nu in ieder geval dat er een adres in het dorp is waar U Uw oude waardeloos geachte spullen kunt aanbieden. Bij voorkeur van massief hout! En anders belt U mij maar.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen