Inspiratie in het zwembad (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
November 1982. Door: Jan Portengen
Inspiratie in het zwembad
Het zwembad was leeg op een eenzaam man na die half uit het water en steunend op de kant intensief door de glazen wand naar buiten staarde. Zijn ene schouder wat omlaag. Als gewoonlijk begaf ik mij op enigszins terughoudende wijze te water. Je stort je niet zo makkelijk in het onbekende als je wat ouder wordt. Na enkele zwembewegingen en wat ontwenningsverschijnselen begon ik me al spoedig thuis te voelen in het zwoele nat. Ook mijn enige badgenoot rukte zich los uit zijn beschouwingen en ging weer zwemmen. Terwijl ik duidelijke rechte voren door het van chloor dampende vocht ploegde maakte hij rondjes... Toen mijn baan de zijne dreigde te kruisen besloot ik hem aan te spreken en stelde hem de meest onnozele vraag die ik maar bedenken kon: “Zat u de vogels te bekijken?” Nu is een gesprek tijdens het zwemmen niet eenvoudig vol te houden, de stem blaft als die van een zeehond over het water. Voor zover ik kon beoordelen werd ik niet begrijpend aangekeken. En voor zover dat mogelijk was duidde ik hem dat ik dacht dat hij naar de vogels buiten had gekeken, hoe die honger en koude leden. En dat ik veronderstelde dat hij deswege met deernis bewogen zou zijn. De ander, een stevig gebouwde jongeman, verborg een wijle het hoofd onder water, kwam weer boven en proestte: “Nee, ik zat na te denken!”
Het voordeel van een zwemgesprek is dat je onopvallend kan pauzeren. Je maakt gewoon een paar baantjes. Ook mijn pas verworven gesprekspartner watertrapte enkele rondjes als om mij in de gelegenheid te stellen de volle zwaarte van zijn mededeling op te nemen. Met een boog zwom hij daarna weer naar me toe. Terwijl hij een hoeveelheid opgehoopt badwater uit zijn mond verwijderde vertrouwde hij me toe: “Ik doe altijd inspiratie op in het zwembad!” Het woord inspiratie klonk me bekend in de oren. “Ja,” beaamde ik volmondig en inderdaad bijna stikkend in het drabbige water, “soms lig ik al zwemmend over een verhaal na te denken!” Hij, in wie ik een geestverwant begon te vermoeden bleek echter geheel andere aspiraties te hebben. “Ik lig te bedenken wanneer en wat voor werk ik zal gaan doen!” lichtte hij toe terwijl we samen opzwommen. Hij gaf me geen gelegenheid een vraag te stellen en behield het initiatief: “Wat bent u, een Steenbok of een Stier?” Nu heb ik altijd geprobeerd met beide benen op het dek te blijven staan maar heb toch wel eens over die dingen gelezen en nagedacht. Er zijn weekbladen met rubrieken die in stede van te wijzen op des mensen onbekwaamheid tot enig goed hen aangeboren meest goede eigenschappen toedichten. Aan de hand van de stand der sterren op hun geboortedag. Zodoende wist ik een Leeuw te zijn en deswege behept met een aantal voortreffelijke eigenschappen. Iets van trots zal dus wel in mijn stem hebben doorgeklonken toen ik hem daarvan op de hoogte bracht. Mijn ondervrager bleek echter matig tevreden gesteld: “Welke datum?” bracht hij tenslotte uit. Na het antwoord bleef hij enkele meters stil en bromde slechts iets, ik verstond “Weegschaal” en “Vrouw” aleer hij zich deed wegzinken maar kon geen verband met het voorgaande ontdekken.
“Ik heb vannacht gedroomd dat ik een Leeuw zou ontmoeten!” hijgde hij weer boven water terwijl hij me met een raadselachtige blik bekeek. “Een vrouw!” We pauzeerden een moment in het ondiepe gedeelte. Met de armen over elkaar stond hij tegenover me. “Ik ben net terug uit Israël” ging hij op een ander onderwerp over en trok de badmuts wat dieper over de oren. “Jeruzalem, de Olijfberg, de zee van Tiberias en het meer van Genesareth gezien. Jezus heeft daar op het water gelopen!” verduidelijkte hij opgetogen. “Heb je dat zelf ook geprobeerd?” trachtte ik grappig te zijn. Hij bekeek me met een teleurgestelde blik en dook het schuimende nat in. We hervatten onze oefeningen.
Zoals reeds gezegd, tijdens die simpele bewegingen van het lichaam gaat de geest een eigen leven leiden. Al of niet gestimuleerd door onze voorafgaande astrologische overpeinzingen namen mijn gedachten een hoge vlucht, het oneindige heelal met de talloze sterren en planeten. Ik bedacht hoe een buitenaardse toeschouwer ons hier zo bezig zou zien, de één angstige rondjes zwemmend als een dier dat tracht te ontsnappen, de ander heen en weer, als in een dwangneurose, als één die de moed heeft opgegeven. Tot mijn troost bedacht ik dat de Schepper gelukkig al zijn pappenheimers kent. Naast me dook een van het water druipend gezicht op: “Je wordt lekker rustig in het water. De elektriciteit kan goed worden afgevoerd” hervatte mijn badgenoot de communicatie en hij vervolgde: “Ik denk dan veel na over de sterren en de planeten. Er is daar leven!” Verrast over de gemeenschappelijke gedachteloop vergat ik de belangwekkende informatie over de stroomafvoer en sprak hem belerend toe “Je zou moeten zeggen: er kan leven zijn!” Hij echter diende me stellig van repliek. “Nee, ik ben al jaren bevriend met een helderziende en die weet dat het zo is!” Hij bestudeerde mijn reactie met een wetend glimlachje. “Ik ben verscheidene keren overspannen geweest, daar ben ik nu gelukkig over heen” voer hij voort. Ik bekeek hem wat beter, zeker een leraar, dacht ik, die in het water krachten verzameld om straks weer het jeugdige gespuis te kunnen weerstaan. We waren inmiddels gestrand en hingen getweeën aan de walkant zodat hij de kans kreeg zijn verhaal te vertellen. “Ik heb het bedrijf van mijn vader van de grond weer opgebouwd. Dat kostte veel tijd en inspanning. Dat werd me wel eens te veel. Ik zit in de oud papierhandel!” Ik heb altijd veel bewondering voor mensen die een onderneming opzetten en goed laten draaien en bewonderde deswege zijn werken openlijk. “Och!” temperde hij mij bescheiden, “vroeger zeiden ze wel eens tegen mijn zuster: verbeeld je maar niks, je bent maar de dochter van een lorreboer!” Ik had me vergist in 's mans beroep maar mijn respect voor hem werd er niet minder om.
We zaten later op een bankje in de hal van het zwembad en wisselden onze geestelijke verworvenheden uit. Hij luisterde aandachtig maar bekeek tegelijkertijd zorgvuldig mijn uiterlijk. “Je bent erg gevoelig” merkte hij eensklaps nuchter op “en je denkt snel! Dat zie ik aan het flitsen van je ogen.” In stede van mij er over te verheugen dat er eindelijk iemand was die mij op mijn juiste waarde wist te taxeren, brachten zijn opmerkingen mij in verwarring. “Ik heb twaalf jaar aan gelaatsstudie gedaan!” stelde hij me gerust en vervolgde: “Je kunt beter een katoenen broek dragen. De elektriciteit moet via de kleding en het schoeisel afgevoerd worden. In de moderne stoffen zit te veel olie. Het is ook beter voor je hart. Ook daar moet je goed op passen, je bent overactief!”. Hij gaf me vervolgens de raad niet te veel te eten en een aantal aanwijzingen voor gezonde voeding. Verbijsterd vroeg ik me af met wat voor een man ik kennis gemaakt had, iemand met paranormale gaven? Geheel met de zaak verlegen luisterde ik maar half naar de uitleg die hij zelf verstrekte: “Als je alleen zit, zoals ik, ga je veel lezen. Er zit heel wat interessante lectuur tussen het oude papier!”
We hebben nog lange tijd met elkaar zitten praten. “Ik ga de konijnen voeren!” besloot hij tenslotte. We liepen samen naar het parkeerterrein. Hij stapte in een oude, roestige Opel Kadet, schoof wat rommel opzij om plaats te kunnen nemen en reed met een stoot op de claxon uit mijn gezichtsveld.
Colofon
Gesprekken met Valkenburg, Jan Portengen