IJspret (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
Januari 1982. Door: Jan Portengen
IJspret
1981 en in diens kielzog 1982 deden nog even hun best. De ijsbaan kon voor de eerste keer geopend worden. Mijn jongste zoon had dus een paar schaatsen nodig. Dat leek niet moeilijk. Op zolder stond een doos vol. Een tweetal houten krabbertjes viel al dadelijk af. Te klein geworden. Twee stel Noren waren persoonlijk eigendom van zijn oudere broers. De tot nu toe door hem gebruikte zwierschaatsen met damesschoen zouden het wel kunnen doen als ik maar zo vriendelijk wilde zijn het bovenste gedeelte van de hoge schoenen af te snijden. Of zo iets!
Ook een aantal houten zwierschaatsen van voor de oorlog werden afgekeurd. De één was schoenmaat 43 en de ander 45, de laatste afkomstig van een rommelmarkt. Ten slotte resteerden mijn eigen houten doorlopers. Van de fa. G.H. Nijdam uit Oranjewoud. Hoe ik ze ook aanprees, niets vermocht zijn tegenzin te vermurwen. Dus togen we gezamenlijk naar Jan v.d. Berg de fietsenmaker. We ruilden de damesschaatsen voor een paar echte Noren maat 38 en mijn Friese doorlopers werden vakkundig geslepen. Uiteraard met enige bijbetaling mijnerzijds. Het was prachtig weer en druk op de ijsbaan. We raakten elkaar al vlug uit het oog. Hem nam het uitproberen van zijn nieuwe ijzers te veel in beslag. Mij de aanvankelijk moeizame pogingen het evenwicht te bewaren. Toch ging het nog best. Al vlug voelde ik me weer in staat tot de lange, beheerste streken van vroeger! Maar werd ook geconfronteerd met een oud probleem, het beentje over. Voor de niet ingewijden behoeft dit enige toelichting. Om de één of andere duistere reden is de rijrichting op de ijsbanen linksom. Tegen de wijzers van een klok in. Niemand schijnt daar problemen mee te hebben. Door allen wordt de kop van de baan moeiteloos gerond. Maar niet door mij. Beentje over naar rechts gaat mij het best af. Daardoor reed ik altijd tegen de draad in. Op de wijde plassen van mijn geboortedorp ging dat zonder problemen. Op de ijsbaan is het echter nodig me aan te passen. Een losgeraakte riem was mede de oorzaak, op zeker moment klapte ik vorstelijk tegen de grond! In de bocht. Een vriendelijke jongeman informeerde bezorgd of alles goed ging! Er bleek niets gebroken en wat getemperd vervolgde ik mijn weg. En zocht een bankje om wat te bekom
Vlak naast me zat een typisch Valkenburgse jongeling. Iets ouder als tien jaar. Op luide toon schreeuwde hij zijn plezier uit naar zijn vriendjes. “Hebben jullie het ook gezien? Ha! Ha! Die ouwe vent van Portenger viel plat op zijn smoel!” Pas toen kreeg hij in de gaten dat het slachtoffer van zijn ondubbelzinnige uitspraken pal naast hem gezeten was. In plaats van met beschaamde kaken af te druipen, zoals ik vroeger (denk ik) gedaan zou hebben, scheen deze omstandigheid hem slechts tot groter vermaak te dienen. Toen er nog een vriendje aan kwam rijden werden zijn banale opmerkingen uitbundig herhaald. Met daarbij het klapstuk: “En hij zat naast me toen ik dat riep!” Jongens, wat hadden ze een lol. En dan te weten dat zijn ouders zulke nette mensen zijn! Overigens zag ik zijn vader nog niet op de baan. Daar wacht ik dan maar op.
Over klapstuk gesproken! De jaarwisseling is niet geruisloos voorbij gegaan. Sommige vierders verschieten in een wilde orgie al hun kruit in één keer. Er is een zekere waardering voor op te brengen. Anderen zijn op een treiterige manier de hele nacht bezig. Bij mij in de buurt vielen de laatste knallen om half vijf 's morgens. Vooral de voordeur van een alleenwonende dorpsgenote moest het ontgelden. En dan is het niet leuk meer. Mij hangt het al met al de keel uit. Het tolereren van dergelijke ziekelijke uitwassen heeft niets meer met traditie te maken. De carbid-bus die wij vroeger lieten knallen en het zeldzame vuurwerk dat toen gebruikelijk was hebben niets van doen met de huidige waanzin. Misschien is het verstandig net als met de kerstboomverbranding er een, door verstandige mensen georganiseerd, feest van te maken. En de koop van vuurwerk aan een vergunning te verbinden. De miljoenen guldens kunnen beter besteed worden.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen