Aad Oosterlee (Uit: Gesprekken met Valkenburgers)
Augustus 1985. Door: Jan Portengen
Aad Oosterlee
Begin dit jaar bestond de Verenigingenraad vijf jaar. Er is weinig bekendheid aan gegeven. Zicht op Valkenburg verscheen vijftig keer. Ook dat vermocht nauwelijks aandacht te trekken. Nu is de man, die in 1980 het initiatief nam tot de oprichting van deze raad en gedurende al die tijd het maandblad verzorgde, er mee gestopt. Het leek me goed dat niet stilzwijgend te laten voorbij gaan.
Vroeger was het: Bij Stien de Marel moest je zijn! De kleine Valkenburgertjes wisten destijds (net als nu) precies waar ze hun laatste stuiver konden verbrassen voor een kauwgombal of een voetbalplaatje. Het winkeltje op het Marktveld! En was Stien er niet dan hielp tante Jo je wel. Beiden wisten hoe de jeugd te benaderen. Voor de volwassenen waren er andere genotmiddelen te koop.
Dat alles is nog zo, maar er staat een andere naam op de winkelruit. Sigaren mag. Aad Oosterlee. Het voortuintje van het belendende pand, het woonhuis van de winkelier, is slechts enkele meters groot. Een ouderwets hoge en brede ligusterhaag onttrekt het gewas, dat daarachter een schamel bestaan lijdt, aan het oog. Het ogenschijnlijk kleine huisje blijkt van binnen ruim en gerieflijk. De vrouw des huizes bevindt zich boven, bezig met de kinderen. Aad Oosterlee, lid van een oud (sinds 1600), Valkenburgs geslacht, is één van zijn zeldzame avondjes thuis. Het duurt niet lang of er staat een biertje voor me.
De opzet was, dat de Verenigingenraad er naar zou streven bepaalde verenigingsactiviteiten te coördineren, de oprichting van nieuwe verenigingen zou stimuleren en steunen en gezamenlijke belangen behartigen.
De gewezen secretaris is niet ontevreden met de behaalde resultaten tot dusver. Er zijn vier nieuwe verenigingen gestart, twee verenigingsmarkten werden georganiseerd en Zicht op Valkenburg is een graag gelezen huis-aan-huis-blad geworden. Daar ging dan ook voor hem het meeste werk in zitten, vaak moest er tot midden in de nacht gestencild worden. Om over het samenstellen van de kopij maar te zwijgen. Want dat werd me alras duidelijk: Aad Oosterlee is iemand die moeilijk delegeren kan, het is een echte doe-het-zelver, zogezegd. Die daarom nogal eens kritiek te verduren kreeg. Waar hij eigenlijk niet zo goed tegen kan; “Als je niet werkt, kan je geen fouten maken.” En het is een harde werker, die al aardig op weg is om twaalf ambachten vol te maken. Ik zal dat kort samenvatten; achtereenvolgens beoefende hij de volgende beroepen:
1. Opleiding LTS houtbewerken (in het voetspoor der vaderen)
2. Bijrijder op een oliewagen (winterwerk)
3. Matroos op een sleepboot (De boot heet Kees, vaart nu nog op de Rijn. “Een prachttijd, je ziet veel!”)
4. Lijmfabriek in Voorschoten (pijpjes was maken voor de meubelmakers)
5. Goudsmid op de zilverfabriek (“Ik verdiende te weinig”)
6. In afwachting van een nieuwe baan op de tuin
7. Op de zilverfabriek als tekenaar/ontwerper (Ik volgde 's avonds de lessen voor illustratief tekenen op de Koninklijke Academie te Den Haag. Het ging daar oorspronkelijk best maar we konden tenslotte elkaars visie niet waarderen)
8. Vertegenwoordiger reclamemateriaal in Hazerswoude
9. Een paar weken niets gedaan. Was ik gauw zat. Er moest brood op de plank komen
10. Verenigde houthandel, 7 maanden
11. Filiaalhouder grammofoonplatenverkoop in Wassenaar
12. Winkelier (tabaksartikelen, snoepwaar, dagblad etc.)
Sinds enkele jaren is daar bij gekomen het beroep van restaurateur, hij pacht en beheert een bar van een grote tennisvereniging in de Merenwijk.
Wat betreft zijn werk op de zilverfabriek: op zeker moment moest de wereldcup getekend worden. Aan de hand van het origineel. De peperdure trofee moest daartoe uit elkaar geschroefd worden. Zodoende werd openbaar dat ergens binnenin de naam van een Italiaan gegraveerd was. Aad kon het niet laten de zijne er naast te zetten. Als u dus de wereldcup van land tot land ziet gaan, weet dan dat daarin de naam van een Valkenburger gekrast is.
Nogmaals, een actieve Valkenburger. Want nog lang niet alles is u aangezegd. Ook in de sport vloog deze, graag vrije vogel van de hak op de tak. Voetbal, gymnastiek, volleybal, tafeltennis, boksen, taekwondo (Koreaanse verdedigingstechniek) en zaalvoetbal. Ooit heeft hij zelfs muziek beoefend, bespeelde de klarinet en de dwarsfluit, was op de drumband en bracht het tot tamboer.
Ook voor de dorpsbelangen blies hij zijn deuntje mee; was lid van de Oranjevereniging, de reeds genoemde Verenigingenraad en is voorzitter van S.V. De Valken, bestuurslid en leider van de jongerensociëteit de Peuk en gemeenteraadslid namens de VVD.
Mocht u door deze opsomming van activiteiten de indruk krijgen dat Aad Oosterlee tegen de middelbare leeftijd moet lopen dan zit u mis, hij is maar net even boven de dertig. Zelf zegt hij ervan: “Ik zou me best eens willen vervelen. De deuren moeten nodig geschilderd worden.” Zijn vrouw, Yvonne, knikt heftig. Ze is inmiddels begonnen aan een verjaarsjurk voor één van haar dochters.
Aad's zaterdagavond is voor de Soos gereserveerd. Hij is dan opperhoofd in de Peuk, het onderkomen van zo'n drie- tot vierhonderd jongeren uit de wijde omgeving, die zich daar met dans en muziek vermaken. Het gaat er ordelijk toe, raddraaiers worden geweerd. “'k Heb wel eens een klap uitgedeeld, maar ook gekregen!” Enthousiast vertelt hij van een vakantie op Terschelling met een vijftig Peukleden. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hadden ze de grootste schik en zo ontstond er een hechte band onder elkaar, de kern van de club, waaraan hij nog steeds met hart en ziel leiding geeft. Niet velen zullen daartoe bereid zijn op zaterdagavond. Wat dat betreft is hij van mening dat de autochtone Valkenburger maar al te graag het verenigingsheft uit handen geeft en dat overlaat aan vreemden. Hij geeft voorbeelden van niet ter plaatse geboren en getogen plaatsgenoten, die hun schouders er wel onder zetten. We kennen nu in ieder geval één uitzondering.
Niet in de laatste plaats is mijn, van een aankomend martiale knevel voorziene gastheer betrokken bij het werk van de gemeenteraad. Voor wat betreft de renovatie van de Hoofdstraat betreurt hij nog steeds de snelheidsbelemmerende kronkels in de weg, “Levensgevaarlijk”. Met instemming hoor ik hem aan. De voorzieningen worden immers door de meeste automobilisten genomen zonder ook maar een millimeter gas terug te nemen. Integendeel, worden niet juist de overmoedigen uitgelokt hun meesterschap achter het stuur te bewijzen? Die avond zijn we het aardig eens, maar achteraf vrees ik dat zijn bedoeling verschilt van de mijne. Is het niet een man die van opschieten houdt en van hot naar her vliegt in zijn Fiat stationcar?
Tenslotte Yvonne en de kinderen. Zij, geboren en getogen in Leiden, maar verwant aan een oud, Indisch geslacht, doet me verbaasd staan over de Hollandse nuchterheid waarmee ze de zaken bespreekt. Eens was ze lokettiste bij de PTT en zou dat het liefste weer gaan doen, maar, zie je, de kinderen! En de winkel. Gelukkig springt haar schoonmoeder vaak in de bres. Doet ze graag. Zodoende komt er ruimte om ook eens naar Terschelling te gaan, met vakantie. Met Tim, Marissa en Cynthia. En natuurlijk met Aad.
Het is laat geworden. Als ik wil vertrekken, wordt me als verrassing nog een huisgenoot getoond. “De grootste hond van het dorp. Van hem zal je niets op straat vinden. Daar maak jij je toch nogal druk over? Deze doet alles in de tuin.” De keukendeur wordt opengeworpen en een geweldig lichaam verheft zich met enige moeite van de grond. Een paar trouwhartige hondenogen kijken omhoog. Het wit met bruine lijf maakt zich gereed om tegen me op te springen, maar wordt daarvan weerhouden. Ik kriebel wat achter de kop van de lobbes. De Sint-Bernhard zakt weer op de vloer. De deur gaat achter me dicht.
Colofon
Gesprekken met Valkenburgers, Jan Portengen.