5. Plannen maken.
Hoofdstuk 5 uit Valkenburg ZH de wederopbouw
Op 18 mei 1940 werd een regeringscommissariaat voor de wederopbouw ingesteld. Deze was belast met de coördinatie van herstel en wederopbouw van beschadigde woningen en gebouwen, alsmede het herstel van de infrastructuur. Inspecteur Ir. P. Bakker Schut van de Rijksdienst voor het nationale plan kwam met een schatting van 350.000 gulden. Bij het vaststellen van de plankosten hield hij rekening met de situatie van voor 10 mei. Zou de woning (redelijkerwijs gésproken) binnen kortere of langere tijd voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen, dan werd dat in de planschade verwerkt. De woningen aan de Valkenburgse weg
(nu Hoofdstraat) tussen het Veerpad en het bruggetje waren oud, één steens muur, lage ligging en vochtig.
Deze zouden het geen vijf jaar meer volhouden. Ook al viel de schade mee, sloop was onvermijdelijk.
Op last van de regeringscommissaris besloot B en W, negenentwintig percelen te gaan onteigenen om de bebouwing te slopen en te komen tot wederopbouw (14 aug.1940).
Op 7 november, bijna drie maanden later, was er een hoorzitting over de onteigening. Met name voor degenen die zelf aan de slag wilden. Zodra er overeenstemming was met de wensen van B en W en deze pasten in het wederopbouwplan, zou de titel van onteigening komen te vervallen. Zo moest J. de Zwart (Middenweg) een stukje grond inleveren en G. de Wit een stuk perceel ruilen met D. de Vries. De heer R. Ramp had aardig wat noten op zijn zang. Een koffiehuis op het eilandje bij het Veerpad leek hem wel wat, of anders op de hoek Veerpad Valkenburgse weg. Dat laatste zag de heer P. Noort helemaal niet zitten. Geen kroeg naast mijn huis.
Van de nood een deugd maken. Het wederopbouw plan kon niet beperkt blijven tot het verwoeste gebied. Men moest niet vervallen in “oude” fouten. De gevolgen van de oorlogshandelingen maakten het mogelijk een aantal stedenbouwkundige vraagstukken op te lossen. Zo was er al een nieuwe weg met nieuwbouw gepland op het Martkveld en kon de 2e fase nieuwbouw Middenweg gelijk starten. Daarnaast was het dringend noodzakelijk een aantal verkeersknelpunten op te lossen. De doorgaande weg was niet toereikend voor het groeiende autoverkeer.
Het statige pand aan het Veerpad, wat burgemeester van Oordt destijds had laten bouwen, werd bewoond door Noort en Van Kesteren, die daar een slagerij had. De heer Noort wilde wel op deze plek blijven wonen en wat nog belangrijker was blijven telen. Dus woning met kwekerij. Van Kesteren kreeg een nieuwe slagerij aan de overkant op de hoek met de Broekweg. De beschadigde woningen op de kop van de Lange Commandeursteeg kregen een nieuwe rooilijn.
De heer Lagendijk kende deze problemen niet. Op 28 september 1940 werd de 1e steen gelegd voor zijn nieuwe woning op de grens met Voorschoten aan de Wassenaarse wetering. In de meidagen was de woning in brand geraakt.
De wederopbouw was begonnen.
En ondanks alles werd die 2e woensdag in september de “zoveelste” paardenmarkt gehouden. Het was voorlopig wel de laatste. Pas na de oorlog werd het feest der feesten weer gevierd.
Terwijl de onderhandelingen tussen gemeente en gedupeerde dorpsgenoten gaande was werd begonnen de reeds geplande vier woningen in de Middenweg te bouwen. De bouw liep ernstige vertraging op door de strenge winter van ’40-’41.
De meest voortvarende aanpak werd geleverd door Bakkerij Meurs. Ondanks het grote verlies van het overlijden van Oma en het één jarige dochtertje Emma, die in de oorlogsdagen van mei dodelijk waren getroffen, zat men niet bij de pakken neer. De zwaar beschadigde bakkerij en winkel, moest in het begin bewaakt worden om plundering te voorkomen, maar voor het einde van het jaar was de bakkerij weer in functie en in maart ’41 was de feestelijke opening.